Via Lemovicensis – De weg van Limoges.
Het is voor de Fransen de gewoonste zaak van de wereld om je opgewarmde koffie te serveren. Zelfs de maire die ons enige weken verraste met allerhande lekkernijen, schonk koude koffie in kopjes, die hij daarna in de magnetron opwarmde. In café’s wil de koffiepot nog wel eens een hele dag onder het koffiezet apparaat staan, voor het aan je geschonken wordt. Ook de kopjes wijken nog wel eens af van hetgeen we in Nederland gewoon vinden. We hebben al een paar keer, al dan niet opnieuw opgewarmde koffie voorgeschotelt gekregen in kommen waaruit we in Nederland bijvoobeeld de yoghurt eten of nootjes serveren als we visite hebben. De kommen hebben geen oren dus je pakt ze met twee handen vast.
Maandag ging alles van een leien dakje. De bakker was al om half 7 geopend, dus we konden op tijd weg. In de bakkerij, waar je ook warme broodjes kon bestellen om meteen op te eten, kon je ook verse koffie kopen. Dat hebben we maar gedaan. De motor moet ergens op lopen. Het was een dag waarop we erg veel Nederlanders (en een Schot) hebben ontmoet.
Als we ‘s ochtends net een uurtje onderweg zijn horen we een fietsbelletje achter ons. Twee mensen op Batavus fietsen, waarbij aan de ene fiets een gele BoB sleutelhanger hangt, stoppen naast ons. Het zijn onmiskenbaar Nederlanders. We maken een kort praatje en een ieder gaat weer zijnsweegs. Een poosje later lopen we een gehuchtje binnen en daar zien we, op een soort pleintje, twee mensen staan, naast Batavus fietsen waarbij aan de ene fiets een gele BoB sleutelhanger hangt. Het zijn dezelfde mensen. De man vraagt ons of we koffie willen. Natuurlijk willen we dat ! We lopen naar ze toe en stellen ons voor. Het echtpaar heet André en Toos, ze komen uit Brabant en zijn op weg naar Lourdes. Op een stenen muurtje wordt een brandertje neergezet en in een mum van tijd is er water gekookt en drinken we een bakkie hete koffie. Erg vriendelijke, leuke mensen.
Dan is er nog de Nederlandse man die met een Franse vrouw loopt. Evert wenst ze een “Bon Camino”, waarop de man even naar ons kijkt en zegt: “Ja, jullie ook”. Verder is er bij een huisje een man aan het werk. Als we hem in het frans vragen of hij engels spreekt, vraagt hij in het nederlands of we Nederlanders zijn. Er is nog een wielrenner uit Groenlo die voor een gite staat te wachten op de eigenaar. Het lijkt een aardige kerel en we hadden hem graag nog een keer gesproken, maar we zijn hem die dag niet meer tegen gekomen. Even later nog twee Nederlandse wielrenners en op onze overnachtingsplek is ook een Nederlandse vrouw, Phyl met haar hond Tosca. Ze vind alles in Frankrijk leuk, dus ons waarschijnlijk ook. Voor een dag in Frankrijk zijn we opvallend weinig Fransen tegen gekomen.
We hebben maandag 43 kilometer gelopen. Niet omdat we dat gepland hebben, maar soms lopen de zaken gewoon zoals ze lopen. Een dag eerder zijn we gestopt in La Souterraine, acht kilometer vroeger dan we eigenlijk wilden. We willen deze acht kilometer dan ook graag inhalen, wat betekent dat we maandag een afstand van 36 kilometer hadden moeten lopen. De overnachting die we op het oog hebben bevind zich in Saint-Goussaud. Het is volgens ons boekje een Gites Minucipaux. Een gemeentelijke overnachtingsplek. We hebben ‘s ochtendsvroeg al gebeld en men geeft aan dat er geen plek meer is. We besluiten er toch maar heen te lopen en te zien wat er gebeurd. Desnoods slapen we op ons matje op de grond. Als we aankomen blijkt dat de gite een commerciële gite is die alleen beschikbaar is als het niet is verhuurd aan vakantiegangers. Het is de maandag na pinksteren, dus dat ding zit gewoon vol. We zullen dus een dorp zeven kilometer verderop moeten proberen ! We voelen ons prima en lopen door naar Châtelus le Marcheix.
Gisteren, eerder op de dag lopen we Marsac binnen. Het is net na de middag en we zoeken naar een mogelijkheid om even pauze te houden. Net als we het dorp binnenlopen, zien we een uitspanning met de naam Chez Jacques. Evert merkt op dat er binnen licht brandt. Op het moment dat we stoppen, horen we muziek. De klanken van een oude Franse chanson dringen door tot op de straat. We kijken elkaar eens grijnzend aan. Hier gaan we pauze houden. We duwen de deur open en stappen een café binnen. Het interieur houdt het midden van een huiskamer en een oud café. Aan het plafond vlaggen van europese landen en achter de bar pronkt een grote verzameling whisky flessen. Om een lage tafel, waarop onder andere de Washington Post en de New York Times liggen, staat een tweezits bank en een luie stoel. Uit de luidsprekers komt muziek van Jaques Brel, Edith Piaf en andere grote chansoniers.
De barman komt naar ons toe om onze bestelling op te nemen. Nadat we koffie hebben besteld vraag ik hem of hij engels spreekt. “Yes, I’m Scottish” wat meteen de verzameling whisky verklaard. Ondertussen heeft het geoefende oog van Evert echte patat gespot. Niet van dat schriele McDonalds spul, maar gewone echte patat. We vragen de menukaart en bestellen “steak hachee”. Hamburger. Er komt een afgeladen bord aan tafel met naast een beg patat, een broodje echte hamburger. Niet zo’n Cora van Mora spons, maar een echte dikke sappige hamburger van rundergehakt. We drinken er nog wat bij tot het moment van betalen komt. Twee koffie, twee frisdrank en twee hamburger menu’s moeten € 15,50 kosten. We lopen nog even naar de barman om te vragen of hij het wel goed heeft. Het lijkt ons wat weinig. Hij rekent nog eens na: “No, it’s oké.”
De omgeving waar we ondertussen doorheen lopen bestaat uit beboste heuvels, afgewisseld met landerijen. Je hebt hier zowel akkerbouw als veeteelt. De akkerbouw bestaat uit diverse graansoorten en het vee is voornamelijk bedoeld om als sudderlapje in de jus te eindigen.
In ons routeboekje staat als overnachtingsmogelijkheid “Ac. Pelerin Centre Jean XXIII”. Geen idee wat het is, maar we proberen het gewoon maar. Als we ‘s ochtends bellen krijgen we een oudere dame aan de lijn, die me in rap Frans van alles probeert te vertellen. Ik begrijp dat ze onze namen wil en dat we kunnen overnachten. Tegen half vier komen we aan in Lussac, waar niet te missen borden ons de weg wijzen naar ons onderkomen. Even later lopen we door een poort en kijken we naar een groot huis, met een paar bijgebouwen. We lopen het grootste gebouw binnen en worden ontvangen door een oude vrouw die ons limonade en een koekje aanbiedt. De kamers zijn eenvoudig, schoon en van al het nodige voorzien. Inbegrepen bij ons verblijf is het avondeten. “Repas” wordt het genoemd. Om zeven uur wordt het geserveerd en we zijn netjes op tijd present in de eetzaal. De Nederlandse dame die we in Châtelus le Marcheix tegenkwamen is er ook weer. We mogen gaan zitten en aan onze tafel schuiven nog twee oude dames van het huis aan, waaronder een donkere dame uit Madagaskar, die de kokkin blijkt.
De pot schaft vandaag, vooraf soep, dan rund en varkensvlees, aardappels, rijst, groene bonen en broccoli. Daarna verschillende kaasjes. Sla met een soort mosterd dressing. Om af te sluiten is er iets wat het meeste lijkt op een kruising van natte cake en appeltaart. Natuurlijk is er voldoende wijn. Aan een aparte tafel zitten nog meer bejaarde dames. Ze lijken het wel leuk te vinden, om twee “jonge” broekies die moeite hebben frans te spreken, vol te proppen met eten. We laten het maar zo. Ze bedoelen het goed en we krijgen naast veel en lekker eten weer een ervaring die we niet snel zullen vergeten.
Vanmorgen om 7 uur hebben de dames ontbijt geregeld. We eten eenvoudig brood met jam en krijgen koffie en jus de orange om het geheel weg te spoelen. Daarna bedanken we de dames hartelijk en gaan op stap. De zon komt al op. Het weer lijkt een mooie dag voor ons in petto te hebben. Al snel nadat we zijn gestart lopen we Saint-Leonard de Noblat binnen.
Het is een klein stadje aan de rivier de Vienne. We hoeven hier verder niks, dus we lopen er snel doorheen. Als we de rivier oversteken vallen ons wel de mooie bruggen op.
Hoe dichter we bij Limoges komen, hoe sneller de gehuchtjes en dorpjes zich opstapelen, tot de bebouwing compleet aaneengeschakeld is en je in Limoges bent. Als je langs de rivier de Vienne loopt is de kathedraal moeilijk te missen. Het gebouw staat op een heuvel en torent hoog boven de stad uit.
We overnachten bij de Soeurs de Saint François d’Assise. Deze zusters hebben een gebouw wat aan het plein voor de kathedraal staat. We hebben een kamer op de tweede verdieping en kijken uit over het plein.
We konden vandaag niet meteen naar binnen en moesten wachten tot half vijf. We hebben maar eens wat rondgekeken in de kathedraal en er een stempel voor onze stempelkaart opgehaald. De binnenstad lijkt gezellig, met veel restaurantjes en terrasjes. Achter de kathedraal heb je oom nog een botanische tuin met vijvers, waarin veel kleine visjes zwemmen.
Net nu ik aan het typen ben schrik ik me wild van de klokken die vanaf de kathedraal 10 uur slaan… Het klinkt nogal als je er zo dicht bij bent.