De laatste zes dagen hebben zijn we van Castro Urdiales naar Celorio gelopen. Een afstand van ongeveer honderdnegentig kilometer. Sinds we Bilbao zijn gepasseerd, bestaat de weg voor ruim 90 procent uit asfalt. Meestal zijn het binnenweggetjes, maar af en toe lopen we ook langs de bredere wegen. De momenten dat we niet op asfalt lopen zijn daardoor des te mooier.
In Castro Urdiales slapen we in een albergue aan het Plaza del Torro. Het plein der stieren. Geen rare naam voor een plein waar een stierenvechtersarena op staat. We hebben ‘s middags gekeken of we naar binnen konden, maar alle deuren zitten dan stijf op slot. Als we na even een rondje strand later op de dag weer terugkomen, zien we dat er een deur op een kiertje staat. We besluiten net te doen of we gek zijn en stappen naar binnen. De arena is al een tijd niet meer in gebruik en met de tijd heeft ook het verval toegeslagen. We lopen een poosje rond, nemen wat kiekjes en laten het gebouw dan weer voor wat het is.
Na Castro Urdiales gaan we naar Noja. Ook dit is een stad aan de golf van Biskaje, met een mooi lang en breed strand. Voor we naar Noja kunnen, moeten we eerst in Santoña op de pont. Stel je daar niet teveel van voor. Er wordt een bootje het strand opgevaren, vanaf de boeg wordt een loopplank neergelaten en dan is het zaak dat zo snel mogelijk, zoveel mogelijk mensen aan boord komen. Hierna is het hopen dat het bootje los genoeg ligt om weer vlot te kunnen geraken.
Santoña ligt midden in het nationale natuurpark, de Victoria en Joyel moerassen. Er staat ook een héle grote gevangenis.. Heel mooi en flink lelijk dicht naast elkaar. Als we door Santoña en langs de gevangenis gelopen zijn, komen aan bij een rotspunt die een kleine honderd meter hoog is en tot in de zee loopt. De route loopt naar het uiterste puntje en daar aangekomen hebben we een uitzonderlijk mooi uitzicht.
Voor je de het blauwe niks van de golf van Biskaje, links het strand en de moerassen bij Santoña en rechts het strand en Noja. Voor we bij Noja aankwamen ging de route eerst nog een kilometer of wat over strand, wat bepaald geen straf was.
Ook in het stuk tussen Noja en Santander zit een mooi stuk zonder asfalt, hoog over de kliffen. Af en toe liep ik eens naar het randje om eens naar beneden te gluren. Ik heb geen hoogtevrees, maar ben toch even op de knietjes naar het randje gekropen. Een volle rugzak maakt je wat instabieler en dempt een val maar licht.
Santander is een grote stad als alle. Vind ik. Druk, vies en niet veel aan. We hebben de afgelopen dagen regelmatig met een groepje, meest jonge mensen opgetrokken, waarvan in Santander een aantal stopt met lopen. De vakantie is voorbij, of ze hebben nog een andere reisbestemming. Een amerikaanse jongen heeft gehoord dat ergens in de stad een restaurant is waar het beste seafood, voedsel uit de zee, wordt geserveerd en daar gaan we naartoe.
We lopen de halve stad door en belanden bij een verzamelgebouw vol restaurantjes. Eén heeft ook een engels menu en mag zich dus verblijden in ons gezelschap. Bijna alle restaurants hanteren het Menu del dias principe. Drie gangen met beperkte keuze, inclusief een fles wijn voor een prijs van tussen de tien en dertien euro. Bij de eerste gang staat paella, wat ik nog nooit gegeten heb, dus dat doe ik. De paella is gewoon lekker. Ook al zitten er schelpen en inktvissen in verwerkt.
De twee dagen erna zijn we via Santillada del Mar naar El Tejo gelopen. Honderd procent asfalt en geen glimpje van de zee gezien. Het land net achter de zee bestaat uit kleine puntige heuvels, die bezaaid zijn met witte huisjes en boerderijtjes, met oranje daken. Ik heb het gevoel dat het hier niet het welvarendste gedeelte van Spanje is. De huisjes zijn klein en de boerderijtjes ook. Het oogt allemaal wat vervallen en niet te best onderhouden. Na een paar drukkende dagen belandden we gisteren in Colombres.
Vandaag was het echt gloeiend heet. Vanaf het moment dat de zon opkwam, was het bijna niet meer te harden. In tegenstelling tot de afgelopen dagen gingen we vandaag eindelijk weer eens fatsoenlijk de mooie kronkelpaadjes op. Het landschap wijzigt ook iets, in het achterland maken de heuvels plaats voor massieve bergpartijen. Alles wordt wat aangenamer om naar te kijken. Vandaag hadden we willen overnachten in een albergue, maar toen we aankwamen bleek die vol te zijn. Balen, maar af en toe gebeurd dat nu eenmaal. We zijn nog een kilometer of wat verder gelopen en hebben alsnog onderdak.
Evert is eens flink aan het rekenen geweest en morgen passeren we de vierhonderd kilometer lijn. Inderdaad, we zijn aan het aftellen !
In Gernika hebben we nog een erg gezellige avond met Aleks en Jean-Paul. Aleks komt uit Oostenrijk en Jean-Paul uit België. Beiden zijn gezellig gestoord en ondanks het leeftijdsverschil, Aleks is begin 20 en Jean-Paul eind zestig, kunnen ze uitstekend met elkaar opschieten. De dag na onze gezellige avond vertrekken ze nog eerder dan wij, wat best vroeg is. Zo rond tien uur tref ik ze weer, als ze op een terrasje wat drinken. Als ik kom aangelopen zie ik tot mijn verbazing dat ze allebei alweer een leeg bierglas voor zich hebben staan.
Wij drinken sowieso geen alcohol als we nog een aantal kilometers moeten lopen.Ik schuif bij ze aan en bestel een cafe americano. Als je gewoon koffie besteld krijg je koffie met melk en een echte kerel drinkt dat niet. De twee vrienden bestellen hierna ook nog een biertje en met drie grote glazen achter de knopen beginnen ze aan de laatste achttien kilometer van hun etappe.
We hebben maandag een korte etappe gelopen van ongeveer 20 kilometer. Het is ons plan om Bilbao in één dag af te ronden. Dan is het handig als je de dag voor je een grote stad wilt doorkruisen niet te ver bij zo’n stad verwijderd bent. We stoppen een kilometer of twaalf voor Bilbao in het plaatsje Lezama, waar een albergue is. We zijn al voor twaalf uur op lokatie, maar kunnen pas om drie uur naar binnen en het aantal plaatsen is beperkt. Als het drie uur is staat een lange rij voor het hek te wachten.
De hospitaliere is erg strikt en net als op de kleuterschool, mogen we twee aan twee naar binnen. We zien deze dag een aantal bekenden van de vorige overnachting. Nadat iemand een flesje wijn tevoorschijn tovert, verzamelt zich langzamerhand een kringetje mensen rondom een tafeltje buiten. Het is weer een erg internationaal gezelschap met mensen uit Litouwen, Amerika, Hongarije, Slovenië, Spanje, Australië en Mexico. Er zitten goede verhalenvertellers tussen en we zitten regelmatig te bulderen van de lach. De striktheid van de hospitaliëre kent geen echter grenzen en om stipt tien uur moeten we binnen zijn, want dan gaat de deur op slot en het licht uit.
De oordopjes doen ook deze nacht weer prima hun werk, want als ik midden in de nacht wakker schrik ergens van en even mijn oordopjes uit doe, is het een gezucht en gezaag van jewelste in de zaal. ‘s Ochtends wordt ik weer een keer wakker en zie de litouwse jongen voorzichtig zijn bed uit gaan, om te gaan lopen. We besluiten daarop ook te gaan. De vorige dag hebben we boodschappen gedaan voor het ontbijt en met deze spullen en onze rugzak op de schouder, sluipen we sneaky naar buiten.
Aan een tuintafeltje eten we onze stokbrood met jam en spoelen dit weg met jus de orange. Vandaag moet Bilbao er aan geloven. We hebben geen trek in een overnachting in deze grote stad en de moderne kunst van het Guggenheim museum begrijpen we niet, dus we willen deze hobbel zo snel mogelijk genomen hebben. Het wordt een redelijk pittige route met behoorlijk wat klimmetjes en veel harde ondergrond. Rond half drie komen we aan in Portugalete, een stukje achter Bilbao. We zoeken het tourisme infocenter op en de aardige dame helpt ons voortreffelijk.
Er is geen albergue, dus we moeten ons heil zoeken in een hostel of pension. We besluiten pension Santa Maria te kiezen, dichtbij de haven. Een erg goedkoop ding. We betalen, checken in en worden naar de kamer gebracht, die een beetje tegenvalt. Het is één ranzige zooi. Niks is schoon, de inrichting is troep en alles is oud en afgeleefd. Gelukkig is het maar voor één nacht, dus dat zullen we ook wel weer overleven.
Nadat we ons gesetteld hebben gaan we de stad in. We zoeken een restaurantje waar we goedkoop kunnen eten, maar kunnen niets vinden, tot Evert op een terrastafel een McDonalds tas ziet staan. Als er dan niets is, moeten we dat maar proberen. Hij vraagt aan de mensen aan de tafel of ze engels spreken. “No” Dan wijst hij naar de tas en vraagt “McDonalds” ? De man aan de tafel staat op begint spaans tegen ons te ratelen. We begrijpen er geen hout van, maar ik vang ergens het woord “diner” op en knik hard met mijn hoofd: “Si, diner !” Hij kijkt ons aan, wenkt dat we mee moeten komen en sleurt ons, ondertussen spaans door ratelend, een paar straten door naar een goed en goedkoop restaurantje. Het zit boordevol etende mensen, dus dan moet het wel goed zijn. We bedanken hem uitgebreid: “Muchos gracias !”
De Spanjaarden of Basken, zijn vriendelijk. Ook tijdens het lopen, als we even stil staan om uit te zoeken welke richting we op moeten, gebeurd het regelmatig dat ergens iemand roept of fluit en dan met een breed armgebaar de juiste richting op wijst. Als Evert vandaag aan een dame vraagt of in het dorp koffie te koop is, geeft ze aan dat dat niet het geval is. Hierop zet ze snel een het koffiezetapparaat aan en krijgen we een bakkie van haar. De enige drempel is toch ook hier de taalbarrière.
Wat verder handig is in Spanje, men heeft op de meest vreemde plaatsen openbare kraantjes staan, waaruit je schoon drinkwater kunt tappen. Ideaal voor de dorstige wandelaar. Eten doen ze hier laat. Na acht uur. Heb je tot die tijd trek, dan kun je bij de meeste cafe’s pincho’s kopen. Dat zijn hartige hapjes of belegde broodjes die op de bar staan. Ze zijn meestal erg lekker en kosten geen drol.
In Spanje werd gisteren “San Juan” gevierd wat uitbundig gebeurd, met vreugdevuren, vuurwerk en veel alcohol. Toen we vanmorgen vertrokken liepen nog steeds groepjes dronken en lallende mensen over straat.Vandaag hebben we veel asfalt en veel zonneschijn voor de kiezen gehad. De route was redelijk en ging voor een groot deel langs de kust, wat altijd mooi is. We eindigen in de stad Castro Urdiales.
Als we onze laatste etappe in Frankrijk lopen, hopen we de hele tijd een glimp van de zee te gaan zien. We moeten wachten tot we bijna in Irun zijn voor we voor het eerst het koele blauwe water zien. Irùn en Hendaye zijn twee steden die naast elkaar liggen, allebei met de voeten in de zee. Hendaye is frans, Irùn is spaans. Beide steden zijn aan elkaar verbonden door de brug, Puente de Santiago, die over de rivier Ridasoa ligt. Het is bijna half elf als we de grens met Spanje oversteken en daarmee kunnen we een dikke streep onder ons franse avontuur zetten.
In Irùn overnachten we in een pelgrimsherberg, die pas vanaf vier uur open is. We moeten ons dus tot die tijd zien te vermaken in de stad, wat geen moeilijke opgave is. De zon schijnt, er zijn pleintjes, straten met brede trottoirs en veel winkels.
We zetten ons neer op een bankje waarvan we een mooi uitzicht hebben over een plein. We zien een geldtransportwagen rolletjes munten uitladen op een steekwagentje, geflankeerd door twee gewapende mannen. De klungeligheid die er vanuit straalt is lachwekkend. Zo staan de heren geruime tijd met een karretje vol geld voor een voetgangers stoplicht wat maar niet op groen wil springen. Even later zien we één van de mannen nog een pakketje muntjes nar dezelfde winkel lopen waar ze net hun waardevolle lading hebben afgeleverd. Het lijkt er op dat ze niet goed hebben geteld en nog wat rolletjes vergeten zijn.
Irún is een startpunt voor de Camino del Norte en we zien verschillende wandelaars aan ons voorbij trekken. De meesten met nieuwe schoenen onder een nieuwe rugzak. Tot mijn verassing komt daar ook de belgische jongen voorbij lopen, met wie ik alleen via elektronische weg gesproken heb. Hij heeft mij, en hopelijk ik hem, geholpen met wat dingetjes ter voorbereiding op onze trip. De ontmoeting is hartelijk en we staan zo een klein half uurtje op een vol trottoir met elkaar te praten.
We zijn die avond niet de enigen die verblijven in de herberg. We delen het gebouw samen met nog een paar dozijn andere wandelaars. We slapen met zes mannen op een kamer zonder deur, in drie ijzeren stapelbedden. Wijzer geworden van onze ervaring in Saint-Jean-Pied-De-Port, hebben we een paar oordopjes aangeschaft. Van die dingen die je eerst in moet knijpen, dan in je oor moet duwen, waarna ze zich tergend traag weer uitzetten, tot je alleen nog hoort wat er zich in je hoofd afspeelt. Het werkt bijzonder goed en ik slaap die nacht als Sneeuwwitje.
Na een ontbijt van getoaste stokbroodschijfjes met jam, de standaard voor wat betreft ontbijt van de afgelopen weken, zetten we onze eerste onzekere pasjes op de Camino de Norte. Het is mooi vandaag. Veel onverharde paden, waar de regen het zand tussen vuistgrote keien heeft weggespoeld. Het is niet altijd even gemakkelijk, maar wat een opluchting na al dat asfalt van de afgelopen weken. Het pad tussen Irùn en San Sebastian voert eerst over redelijk brede wagensporen die de hellingen beklimmen en zich om de toppen heen bewegen.
Als we het dorp San Juan….. hebben bereikt nemen we, nadat we een kopje koffie hebben gedronken bij een sigaren rokende bardame, het pontje naar de andere kant van de haven. Een handige veerman manoeuvreert zijn scheepje moeiteloos van de ene steiger naar de andere. Hij zal veel mensen moeten overvaren om rendabel te kunnen worden met de zeventig cent die een overtocht per persoon kost. Na de haven veranderd het pad in een trap van veel treden die ons naar een mooi uitzicht voert.
Een paar kilometer lang lopen we hoog boven de zee en verschijnt het ene na de andere vakantie ansichtkaart aan ons gezichtsveld, tot we ineens San Sebastian voor ons zien liggen. We zien eerst een mooie boulevard met een breed strand. San Sebastian ligt aan een baai, aan de Golf van Biskaje. We lopen vanuit de heuvels en kijken zo van boven op de stad. Om bij de jeugdherberg te geraken waar we willen overnachten, moeten we helemaal naar het andere einde van de stad lopen, wat zeker geen straf is.
De stad heeft twee lange stranden beide geflankeerd door een boulevard. We moeten beiden helemaal aflopen om bij de jeugdherberg te komen. De zon schijnt, het is lekker warm, dus dit is als een toefje slagroom op een toch al mooie dag.
In de jeugdherberg worden we weer in een mannenkamer gestopt. Drie spanjaarden, een duitse jongen en een steunende en kreunende fransman delen de ruimte met ons. We liggen net even in onze stapelbedden als drie spaanse wielrenners de kamer binnenkomen. Het zijn drie vrienden die langs de kust van Spanje fietsen. Het praten met ze gaat een beetje gebrekkig, maar ze vertellen dat ze uit Barcelona komen. “Ah, no Madrid ?” Vraag ik. “Madrid ???” Zegt de oudste van het stel. Hij moppert hardop in het Spaans, gaat krom staan en maakt met een vinger een opwaartse beweging richting zijn achterste. “Madrid, pfff” Ik versta geen woord van wat hij zegt, maar weet toch prima wat hij bedoeld.
San Sebastian is een redelijk grote stad, waar het merendeel van de bewoners in flats en appartementencomplexen van verschillende etages hoog wonen. Het is dus niet verwonderlijk dat ze het vertier buiten op straat zoeken, zeker niet als het lekker warm is. Als we om een uur of zeven de stad intrekken, komen we, ver van het strand, terecht in een straat waar allerhande winkels en barretjes staan. Het is er er een drukte van belang en erg gezellig. Veel mensen zijn klaar met werken en zoeken elkaar op straat op. Je ziet dat de meesten elkaar kennen en met z’n allen staan ze bij de barretjes wat te praten en te drinken.
Het leek ons een goed idee om gistermorgen in de regen de starten. Dat hebben we dan dus ook gedaan. Zolang we lopen, miezert het de hele tijd door. De zee is grijs en de lucht net zo. Je weet, dat wanneer je in de verte kijkt, ergens een horizon moet zijn, een scheiding tussen water en hemel. Vanmorgen is die lijn niet te vinden en lijken zee en lucht samengespannen te hebben om de dag zo grijs mogelijk te laten beginnen.
Toch is het een mooie tocht. Het merendeel van de tijd lopen we vlak langs de zee. Zien hoe water van de Golf van Biskaje zich kapotslaat op de grote rotsblokken verveeld niet snel. Wat hoger in de heuvels hebben we regelmatig mooie doorkijkjes naar het water, waar we af en toe boten langs zien varen. We willen eigenlijk overnachten in de plaats Zarautz, maar daar zijn we al voor we het goed en wel doorhebben. We besluiten nog even door te lopen naar Zumaia, waar een auberge is. Het gebouw ziet er aan de buitenkant bijna een beetje vervallen uit, maar van binnen is het mooi.
Het gebouw is vierkant en het heeft een brede gang met een planken vloer die dreunt als je er overheen loopt. Aan weerszijden van de gang zijn kleine kamers gemaakt, met eenvoudige inrichting. Onze kamer heeft twee beden, een kledingkast, een knielbankje en een tafel met een opklapstoel. In de loop van de middag druppelen verschillende wandelaars binnen, van allerhande pluimage en nationaliteiten.
Gisteren zijn we de 2000 kilometergrens gepasseerd. We zijn van Zumaia naar Markina gelopen, een tocht van ruim dertig kilometer. Het pad gaat alle kanten op en is geen enkel moment vlak.
Markina heeft een albergue waar we overnachten. Het gebouw waar we in terecht komen is oud, maar mooi. We lopen door een poort naar binnen en moeten, voor we ons kunnen laten registreren, onze schoenen uit doen. Het gebouw heeft een binnenplaats, waar we onder andere de was laten drogen. Het is een vierkante ruimte, omsloten door hoge muren, waar de zon vrij spel heeft. Iemand zit er met zijn ogen dicht op een stoel en luistert naar klassieke muziek. De stem van de operazanger wordt weerkaatst door het omringende baksteen. Ook deze gelegenheid heeft grote zalen vol stapelbedden waar mannen en vrouwen gewoon door elkaar heen slapen. Ik heb gelukkig mijn oordopjes nog die ook deze dag goed van pas komen.
Vandaag hebben we als einddoel de plaats Gernika in de planning staan. Het is een beetje spannend of we onderdak gaan krijgen want in de albergue van Markina heeft men ‘s ochtends vellen papier op de de deuren gehangen waarop staat dat de albergue van Gernika gesloten is. Men adviseert naar een plaats voor Gernika te gaan, waar de albergue wel geopend is. Dat zou betekenen dat we vandaag maar zeventien kilometer lopen, wat we een beetje te kort vinden.
Tijdens het lopen spreken we een jonge Oostenrijker van Bosnische afkomst die samen met een belg loopt. Ze hebben elkaar onderweg ontmoet en lopen al een paar weken samen op. Zij gaan gewoon door naar Gernika en zien wel waar het schip strand. Wij hadden zelf ook al zo,n beetje hetzelfde plan en besluiten nu ook door te lopen.
Gernika is een redelijk grote plaats en bekend geworden doordat het in de jaren dertig van de vorige eeuw eeuw is gebombardeerd door de duitsers, waarna Pablo Picasso het beroemde, gelijknamige schilderij met maakte. De albergue is inderdaad gesloten en het hostel wat we als uitwijkmogelijkheid hadden ook. Gelukkig is het Tourismo Officie geopend en vinden we toch nog een kamer voor een prikkie. Ondertussen heeft zich ook nog een amerikaan bij de groep gesloten en met z, n vijfen trekken we door de stad naar onze kamers, om daarna samen wat te gaan eten.
In de gîte in Bidarray druppelen in de loop van de middag nog een aantal mensen binnen, totdat we er uiteindelijk met zeven mensen verblijven. Twee Nederlanders en de rest allemaal Fransen. De Fransen lopen de GR10, wat een wandelroute is die van de Atlantische oceaan, dwars door de Pyreneeën, naar de Middellandse zee loopt. Ze lopen van west naar oost, waar wij net de andere kant op lopen. Omdat de mensen ons bij wijze van spreken in tegen lopen, is de kans bijzonder klein dat we ze ooit weer zien. Dit gaat niet op voor een oudere fransman, Henry, die dezelfde route als ons loopt.
In de gîte hangen waarschuwingen dat stukken van de GR10 zijn weggeslagen door modderstromen en dat sommige stukken gevaarlijk zijn geworden. Wij lopen gelukkig maar gedeeltes van deze route. ‘s Avonds eten we in het plaatselijke restaurantje nog samen een pelgrimsmenu. Dat is meestal een eenvoudige maaltijd tegen een schappelijke prijs. Ondanks het verschil in talen, is het toch een gezellige bedoening.
De volgende dag vertrekken we naar Espelette. We hebben vandaag één redelijk klimmetje voor de kiezen. Ergens halverwege de tocht staat een restaurant langs de weg. We drinken er een bakkie koffie en gaan dan weer na elkaar op weg. Bijna meteen na het restaurant begint een serieuze klim.
Eerst gaat het onverharde pad, wat bestaat uit vuistgrote keien, in een paar haarspeldbochten de helling op. Na een paar bochten wordt het pad recht en gaat het redelijk geleidelijk omhoog, tot we bijna aan het hoogste punt van de bult zijn. Evert heeft een pad gevonden naar het hoogste punt en is daar op gelopen. Ik kom een kwartier later ook langs en volg hem. Boven gekomen hebben we een fantastisch uitzicht. Er liggen een paar rotsblokken en wanneer we daar op staan, hebben we 360 graden rondom ons heen. We kunnen de dorpen zien, er slingert beneden een rivier door het dal en in het westen zien we voor het eerst de Golf van Biskaje.
Na even wat gerust te hebben ga ik weer op pad. De bult weer af. Na een poosje sta ik voor de zoveelste keer weer midden tussen de schapen. De boeren hier houden veel schapen, die nogal eens over de weg naar een ander stuk land gedreven worden. Het opjagen gebeurd niet door een boer met een pijpje in zijn mondhoek en een hond, maar vaker door een gezette vrouw die vanachter het stuur van een auto de schapen tot actie maant.
Langs de weg staan opvallend veel kersenbomen, op de meest vreemde plekken. Natuurlijk gewoon bij mensen naast het huis, maar ook midden in een weiland, of langs de weg. De kersen zijn rijp en ik heb er al meerderen kennis laten maken met mijn slokdarm. Het plukken valt zowaar nog niet mee doordat de onderste tweeëneenhalve meter van de bomen al eerder leeg geplukt zijn door andere grijpgrage vingers. Maar met een beetje behendigheid met de stok, lukt het mij aardig af een toe eens een kersje te snoepen.
Espelette is een mooie plaats. Er vind voldoende activiteit plaats en er lopen nogal wat toeristen rond.
Ze zijn hier erg trots op hun “piment”, hun pepers die hier goed gedijen en die in bundels aan de gevels van souvenierswinkels gehangen zijn. Verder heb je hier veel verschillende kazen en wijnen en is men, terecht trots Bask te zijn.
Vandaag slapen we met vijf mensen op een zaal. Twee nederlanders, twee spanjaarden en een snurkende japanner. Daarnaast zijn er nog drie franse vrouwen die samen met een fransman op een andere kamer slapen. We hebben samen met de fransman, Henry, een pizza gegeten in het dorp en de arme man klaagde over het continue gemiep van twee van de dames, die een gedeelte van hun tocht waren meegereden met een vriendelijke automobilist.
Dinsdag zijn we in de stromende regen naar Ascain gelopen. Toen we vertrokken regende het zacht, maar hoe verder we lopen, worden de buien telkens harder met meer regen.
We komen als twee verzopen katten Ascain binnen gelopen en stappen meteen door naar het Tourisme Office. Die willen ons eerst naar een herberg voor pelgrims sturen, die ergens drie kilometer verderop ligt. Als we aangeven dat we eigenlijk wel genoeg door de regen gelopen hebben, vertelt de dame ons dat pal naast het Tourisme Office een gîte staat die iets duurder is, maar waar we ook wel terecht kunnen. Dat lijkt ons wel een goed idee en men belt meteen de eigenaar. Zo kan het gebeuren dat we een compleet gebouw, inclusief mooie, volledig ingerichte keuken, wasmachine, wasdroger en een heel nette slaapkamer tot onze beschikking krijgen, voor een prijs waar je geen chambre d’hote voor kunt regelen.
Het pad en dan met name het uitzicht tussen Espelette en Ascain is ongetwijfeld heel mooi, maar wij hebben er niet veel van gezien. De regen kwam soms horizontaal op je afgevlogen, vooral daar waar het pad de top van een bergkam bereikte, kon je soms bijna in de wind hangen. We hebben een paar keer een klein poosje geschuild in schuurtjes of onder een paar grote bomen, maar veel hielp het niet.
In onze overnachtingsplek in Ascain hebben we, toen we de schoenen uit hadden trokken, het water uit onze schoenen gegoten. Vanaf morgenmiddag zijn de berichten gelukkig beter. Voor ons is vanavond een beetje een speciale avond. Het is namelijk de laatste keer dat we tijdens onze trip in Frankrijk sklapen. Zonder al te veel tegenslagen en narigheid zijn we morgenavond in Spanje !!