Voor de poorten van de stad..
Als we iets na zessen de deur van de albergue in Lugo achter ons dichttrekken, is een nieuwe wandeldag begonnen. In de koelte van de morgen lopen we door een nog stille stad, onder het gelige licht van de lantaarnpalen. Vanaf een afstandje is de oude verlichte brug een mooi plaatje. De straten zijn verlaten, auto’s staan op een enkeling na, nog op de parkeerplaats van de eigenaar. Vandaag wordt het weer heet, het is dus zaak dat we flink doorstappen, willen voor de ergste hitte binnen zijn.
We zijn momenteel simpelweg kilometers aan het wegstappen. Het landschap is niet echt spannend meer. De vergezichten van Camino Primitivo hebben plaatsgemaakt voor kleine boerendorpjes met ertussen dorrige weilanden en kleine akkertjes. De mensen, en met name de ouderen, lijken het hier absoluut niet breed te hebben. ‘s Ochtends heb ik een keer een oud boeren echtpaar met een kruiwagen vol lege plastic frisdrankflessen bij een fuente, een bron, gezien. Ze vullen de lege flessen met water, aan het straaltje wat uit de bergwand komt, blijkbaar voor eigen en huishoudelijk gebruik. Later op de dag zien we een paar vrouwen kleding wassen bij een openbare wasplaats, wat meestal niet veel meer is dan een betonnen bak met water, onder een afdak.
Af en toe lopen we door bossen, die hier voor het veelal uit eiken en kaarsrechte, hoge eucalyptusbomen bestaan. Als je een blad van een eucalyptusboom tussen je handen verfrommeld, komt er een lekkere, frisse lucht van af. Dat zijn dan wel de dingen die het wandelen toch wel weer mooi maken.
Het merendeel van de wegen waar we over lopen bestaat weer uit asfalt.Dat betekent meestal weer blaren lopen en als je niet uitkijkt zere scheenbenen, ter hoogte van je enkels. De zogenaamde Shin-Splints. Doordat je je voeten continue dezelfde beweging maken, worden de vooronderbeenspieren overbelast. Ze zetten dan op en passen niet meer lekker in de koker waarin ze zitten. Op den duur kan de zaak daar gaan ontsteken, wat serieus pijn kan doen en als je niet oppast reden zijn om niet verder te lopen.
Een ervaren wandelaarster gaf ons als tip om op asfalt onze schoenen niet tot bovenaan dicht te doen. We hebben hoge schoenen, die in de bergen veel steun bieden, maar die op asfalt de voeten belemmeren in het afrollen. We strikken onze schoenen op asfalt dus op onderstaande manier en dat bevalt ons bijzonder goed. We hebben bovenstaande problemen tot nu toe buiten de deur weten te houden. Als gevolg van het anders strikken heb ik nu af en toe wel een blaartje, maar dat betekent eenvoudigweg doorprikken, afplakken en doorlopen en is bij lange na niet zo erg als de enkelproblemen.
Vanaf Melide lopen we op de Camino Frances. Het is onmiddellijk te merken. Overal zie je mensen met een rugzak lopen. Soms hele groepen, die samen deze weg afleggen. Stilletjes in je uppie lopen is geen optie meer. Hier zie je ook de mensen, meestal jong volwassenen, die alleen de laatste honderd kilometer lopen, wat voldoende is om in Santiago, de zogenaamde Compostela, een certificaat te krijgen.
Verder zie je hier wandelaars die echt aan het einde van hun latijn zijn en op vaak belabberd schoeisel de stoffige paden afsloffen, gebukt onder het gewicht van hun rugzak(je), verlangend naar een stoel op een terrasje. Ik heb echt wel mensen gezien waar ik bijna medelijden mee kreeg. Uiteindelijk is het altijd nog je eigen keuze en kun je stoppen wanneer je wilt.
We leggen na Melide nog een kilometer of tien af en eindigen in Ribadixo de Baixo. (Uitspreken als Ribadiso de Baiso). Hier zien we in een albergue een voor ons nieuw fenomeen. Handige bedrijfjes hebben tussen de tourismefolders bagagelabels liggen, waarmee je je rugzak per auto naar je volgende bestemming kunt laten brengen….
Morgen lopen we naar Monto do Gozo, waar een albergue staat met een capaciteit van vijfhonderd personen. Een albergue met zo’n grote capaciteit zegt genoeg over het aantal mensen wat deze laatste kilometers voor Santiago de Compostela aflegt.
Toen we op Camino del Norte en Camino Primitivo liepen waren we meestal degenen die het vroegste opstonden. De wekker staat om half zes, waarna we ontbijten en een poosje na zessen vertrekken. Dat is vroeg genoeg, omdat het rond die tijd ook licht wordt hier. Afgelopen nacht was onze eerste nacht op Camino Frances en je hebt hier gewoon mensen die om vier uur opstaan. Ze gaan daarna zonder ontbijt, met een lampje op hun kop op stap, het pikkedonker in.
We eindigen vandaag voor de poorten van Santiago de Compostela. We zien de stad al in de verte liggen. Het lijkt groot. Het zal ook ongetwijfeld groot zijn, want het heeft een eigen vliegveld. Daar zijn we vandaag al omheen gelopen, om in de enorme albergue van Monto do Grozo te eindigen. Morgen lopen we weer verder, maar laten de stad eerst links liggen. We trekken er met een noodgang dwars door heen en willen twintig kilometer achter de stad eindigen, zodat we de eerste twintig kilometer richting Finisterre al te pakken hebben.