Voor de poorten van de stad..

Voor de poorten van de stad..

Als we iets na zessen de deur van de albergue in Lugo achter ons dichttrekken, is een nieuwe wandeldag begonnen. In de koelte van de morgen lopen we door een nog stille stad, onder het gelige licht van de lantaarnpalen. Vanaf een afstandje is de oude verlichte brug een mooi plaatje. De straten zijn verlaten, auto’s staan op een enkeling na, nog op de parkeerplaats van de eigenaar. Vandaag wordt het weer heet, het is dus zaak dat we flink doorstappen, willen voor de ergste hitte binnen zijn.

Brug Lugo
(Bewogen) Brug Lugo

We zijn momenteel simpelweg kilometers aan het wegstappen. Het landschap is niet echt spannend meer. De vergezichten van Camino Primitivo hebben plaatsgemaakt voor kleine boerendorpjes met ertussen dorrige weilanden en kleine akkertjes. De mensen, en met name de ouderen, lijken het hier absoluut niet breed te hebben. ‘s Ochtends heb ik een keer een oud boeren echtpaar met een kruiwagen vol lege plastic frisdrankflessen bij een fuente, een bron, gezien. Ze vullen de lege flessen met water, aan het straaltje wat uit de bergwand komt, blijkbaar voor eigen en huishoudelijk gebruik. Later op de dag zien we een paar vrouwen kleding wassen bij een openbare wasplaats, wat meestal niet veel meer is dan een betonnen bak met water, onder een afdak.

Even een paar wasjes draaien....
Even een paar wasjes draaien….

Af en toe lopen we door bossen, die hier voor het veelal uit eiken en kaarsrechte, hoge eucalyptusbomen bestaan. Als je een blad van een eucalyptusboom tussen je handen verfrommeld, komt er een lekkere, frisse lucht van af. Dat zijn dan wel de dingen die het wandelen toch wel weer mooi maken.

Eucalyptus
Eucalyptus

Het merendeel van de wegen waar we over lopen bestaat weer uit asfalt.Dat betekent meestal weer blaren lopen en als je niet uitkijkt zere scheenbenen, ter hoogte van je enkels. De zogenaamde Shin-Splints. Doordat je je voeten continue dezelfde beweging maken, worden de vooronderbeenspieren overbelast. Ze zetten dan op en passen niet meer lekker in de koker waarin ze zitten. Op den duur kan de zaak daar gaan ontsteken, wat serieus pijn kan doen en als je niet oppast reden zijn om niet verder te lopen.

Een ervaren wandelaarster gaf ons als tip om op asfalt onze schoenen niet tot bovenaan dicht te doen. We hebben hoge schoenen, die in de bergen veel steun bieden, maar die op asfalt de voeten belemmeren in het afrollen. We strikken onze schoenen op asfalt dus op onderstaande manier en dat bevalt ons bijzonder goed. We hebben bovenstaande problemen tot nu toe buiten de deur weten te houden. Als gevolg van het anders strikken heb ik nu af en toe wel een blaartje, maar dat betekent eenvoudigweg doorprikken, afplakken en doorlopen en is bij lange na niet zo erg als de enkelproblemen.

Gestrikt
Gestrikt

Vanaf Melide lopen we op de Camino Frances. Het is onmiddellijk te merken. Overal zie je mensen met een rugzak lopen. Soms hele groepen, die samen deze weg afleggen. Stilletjes in je uppie lopen is geen optie meer. Hier zie je ook de mensen, meestal jong volwassenen, die alleen de laatste honderd kilometer lopen, wat voldoende is om in Santiago, de zogenaamde Compostela, een certificaat te krijgen.

Verder zie je hier wandelaars die echt aan het einde van hun latijn zijn en op vaak belabberd schoeisel de stoffige paden afsloffen, gebukt onder het gewicht van hun rugzak(je), verlangend naar een stoel op een terrasje. Ik heb echt wel mensen gezien waar ik bijna medelijden mee kreeg. Uiteindelijk is het altijd nog je eigen keuze en kun je stoppen wanneer je wilt.

Een pelgrimage heeft matigheid en soberheid hoog in het vaandel staan....
Een pelgrim heeft matigheid en soberheid hoog in het vaandel staan….

We leggen na Melide nog een kilometer of tien af en eindigen in Ribadixo de Baixo. (Uitspreken als Ribadiso de Baiso). Hier zien we in een albergue een voor ons nieuw fenomeen. Handige bedrijfjes hebben tussen de tourismefolders bagagelabels liggen, waarmee je je rugzak per auto naar je volgende bestemming kunt laten brengen….

Morgen lopen we naar Monto do Gozo, waar een albergue staat met een capaciteit van vijfhonderd personen. Een albergue met zo’n grote capaciteit zegt genoeg over het aantal mensen wat deze laatste kilometers voor Santiago de Compostela aflegt.

Monument Monte de Gonzo
Monument Monte do Gozo

Toen we op Camino del Norte en Camino Primitivo liepen waren we meestal degenen die het vroegste opstonden. De wekker staat om half zes, waarna we ontbijten en een poosje na zessen vertrekken. Dat is vroeg genoeg, omdat het rond die tijd ook licht wordt hier. Afgelopen nacht was onze eerste nacht op Camino Frances en je hebt hier gewoon mensen die om vier uur opstaan. Ze gaan daarna zonder ontbijt, met een lampje op hun kop op stap, het pikkedonker in.

We eindigen vandaag voor de poorten van Santiago de Compostela. We zien de stad al in de verte liggen. Het lijkt groot. Het zal ook ongetwijfeld groot zijn, want het heeft een eigen vliegveld. Daar zijn we vandaag al omheen gelopen, om in de enorme albergue van Monto do Grozo te eindigen. Morgen lopen we weer verder, maar laten de stad eerst links liggen. We trekken er met een noodgang dwars door heen en willen twintig kilometer achter de stad eindigen, zodat we de eerste twintig kilometer richting Finisterre al te pakken hebben.

Weer eens de tiepmiep uithangen.
Weer eens de tiepmiep uithangen.

De eindstreep komt in zicht

De eindstreep komt in zicht

Wanneer je een berg opklimt, zul je vroeg of laat ook weer moeten afdalen. De dag dat we A Mesa verlaten begint met een forse afdaling. We dalen zeshonderd meter in hoogte en mogen daar drie kilometer lang over doen. Van naar boven lopen word je moe. Van naar beneden lopen ook, maar daar krijg je als extraatje ook nog moeie spieren van en als je niet oppast, zere knieën of enkels. Wij zijn niet zulke grote fans van afdalen, maar het hoort er nu eenmaal bij.

Stuwdam Grandas de Salime
Stuwdam Grandas de Salime

De lange afdaling wordt beloond met een wandelingetje over de stuwdam bij Grandas de Salime. Met de bouw van de dam werd begonnen in 1948 en kostte door de belabberde werkomstandigheden aan tussen de honderd en driehonderd mensen het leven. Het blijft een mooi gezicht, een stuk beton wat een enorme hoeveelheid water tegenhoudt.

Stuwdam Grandas de Salime
Stuwdam Grandas de Salime

Aan het begin van de middag lopen we Castro binnen. Een klein gehuchtje met een jeugdherberg, waar we overnachten. Naast de jeugdherberg staan er nog een paar boerderijtjes waar kleine keuterboertjes een boterham proberen te verdienen. Morgen gaan we naar Fonsagrada en laten daarmee de provincie Asturië achter ons. Men heeft ons beloofd dat de albergues in de Galicië beter zijn dan die in Asturië en dat we moeten opletten met de wegwijzers. De wegwijzers bestaan uit betonnen palen waarop een tegel met de jakobsschelp geplakt zit. Het symbool van de Camino de Santiago. In Asturië wijst het dikke gedeelte van de schelp de juiste weg, in Galicië is het juist de andere kant van de schelp. Hier volg je de richting die de “straal” van de schelp aanwijst.

Wegwijzer Galicië
Wegwijzer Galicië

Fonsagrada betekent letterlijk: heilige bron. We moesten even zoeken voor we de bron vonden. We gingen er van uit dat er wel een rij mensen zou staan te wachten om een paar druppels uit deze bron te kunnen bemachtigen. Dat was niet het geval. De heilige bron blijkt een zielig straaltje water te zijn die in een bijzonder normale straat uit een buisje uit de muur in een soort van trog stroomt. Auto’s brommen er oneerbiedig met een vaart langs en de inwoners van het stadje gunnen het geheel geen blik waardig.

Fonsagrada: Heilige bron
Fonsagrada: Heilige bron

We slapen ook in Fonsagrada weer in een private albergue. Het is allemaal nieuw en bijzonder netjes geregeld. Het enige wat je doet herinneren aan een albergue zijn de mensen die in dezelfde kamer als jij slapen en die ‘s nachts snurken of al stommelend en struikelend naar de wc gaan.

Kerkhof
Kerkhof

Volgens ons boekje heeft de route tussen Fonsagrada en A Cádavo een zwaarte van één ster, wat betekent dt het een makkie is. Ik zou wel willen weten waar de zwaarte van de route door bepaald wordt, want het blijkt één van de zwaarste routes te zijn die we de afgelopen weken hebben gelopen. Na een aantal kilometers begint een klimmetje, vrij stijl. Nadat ik deze achter me heb gelaten, blijkt achter dit klimmetje bijna meteen een nieuwe schuil te gaan. Weer je rugzak een honderd meter stijle helling opzeulen. Na een bochtje, nog één, en nog één en…..

Het zweet drupt me gestaag, via de neus, van de kop af en ik zie in mijn ooghoeken zweetdruppels aan mijn wenkbrauwen hangen. Af en toe moet er even gestopt worden om de ademhaling en de hartslag weer een beetje tot bedaren te laten komen. Uiteindelijk kun je niet hoger en waait een koude wind door je kleren, waardoor even wat langer uitblazen geen optie is. Toch is het wel mooi, dit “gevecht” met jezelf en de berg, maar pas als je op het hoogste punt bent aangekomen.

Heul veul molens....
Heul veul molens….

Vanaf A Cadavo gaan we naar Lugo. Lugo is een mooie stad. De oude stad is in zij geheel omgeven door een twee kilometer lange stadsmuur die nog helemaal intact is. De muur is toegankelijk en breed genoeg om met een aantal mensen naast elkaar te lopen. Veel sportievelingen maken gebruik van de muur om hardlopend de stad een paar keer te rond te rennen. Nu we in Lugo zijn, kun je stellen dat we de Camino Primitivo achter ons gelaten hebben. De paden worden weer breder en vlak en we hebben ook alweer de eerste asfaltkilometers achter ons gelaten.

Vanavond hebben we ook afscheid genomen van onze Spaanse vrienden, Francesco, Ivan, Helena en Pepe. We hebben een tijd met ze opgetrokken en ze hebben ons enorm geholpen en meegenomen naar de fijnste eetplekjes, waar je heel goedkoop lekker kunt eten. Onze planning wijkt teveel af van de hunne, waardoor dit onvermijdelijk is. Zo gaat dat nu eenmaal op de Camino, mensen komen en gaan.

Stadsmuur Lugo
Stadsmuur Lugo

Voor ons liggen de laatste kilometers naar Santiago de Compostela. We zullen, om in Santiago de Compostela te komen, ook nog een stuk Camino Frances mee moeten pakken. Men heeft ons al flink bang gemaakt voor dit gedeelte. Het schijnt dat er bussen vol amerikanen gedumpt worden door reisorganisaties. Ze lopen dan een dag mee en kunnen dan thuis toch vertellen over hun “camino experience”. Verder heb je er kolonnes zingende kinderen en omdat het de bekendste camino is, hordes wandelaars.

Brug Lugo
Brug Lugo

We hebben nog een extraatje in onze planning staan. We zijn ruim op tijd bij Santiago de Compostela en willen de stad eerst links laten liggen, om door te lopen naar Kaap Finisterre. Kaap Finisterre ligt tachtig kilometer achter Santiago de Compostela, aan de Atlantische Oceaan en is voor veel wandelaars het ultieme einde van de wandeling. De naam Finisterre komt van het latijnse “finis terrae”, het einde van de wereld. We denken hier halverwege 19 juli te zijn, waarna we terug gaan Santiago de Compostela om de laatste stempel te halen, waarmee ons avontuur dan tot een einde komt. Tot zover de planning, we zullen zien wat de praktijk ons brengt.

Mooie geranium. Met erachter een stuwmeer.
Mooie geranium. Met erachter een stuwmeer.

 

Stijgende lijn

Stijgende lijn

Na Salas komt Tineo. Tineo zullen we nier snel vergeten. Niet omdat Tineo zo’n fantastische plek is, maar er is hier een particuliere albergue die superdeluxe is. In Spanje heb je drie soorten albergues.

Allereerst heb je de albergues die door de Jakobstichtingen en/of religieuze instellingen gerunned worden. Deze zijn meestal netjes en schoon, maar verder heel sober. Dan heb je de gemeentelijke albergues. De kwaliteit hiervan kan erg variëren. We hebben heel nette albergues gehad, maar ook ronduit ranzige hokken met slechte douches en vieze wc’s. Naast deze twee soorten heb je ook nog de commercieel gerunde, particuliere albergues. Deze zijn meestal iets duurder, rond de tien – vijftien euro voor een nacht, maar ze zijn meestal veel beter en schoner, met een hoger service gehalte. Denk bijv. aan internet toegang.

Spaanse wandelaars waar we ‘s avonds min of meer zo’n beetje mee optrokken, hebben gehoord dat de gemeentelijke albergue niet veel soeps is. In het dorp is echter ook nog een particuliere albergue, waar zij naar toe gaan. Dat lijkt ons ook wel wat, dus we hobbelen zo’n beetje achter de spanjaarden aan naar deze albergue. De eerste verrassing was de lokatie: in een vier sterren hotel. De tweede verrassing waren de kamers en de bedden. Zo mooi hebben we het nog niet eerder voor elkaar gehad. Allemaal aparte ruimtes, met maximaal vier bedden, voorzien van licht, stopcontacten en een afsluitbare kast voor je rugzak.

Albergue Tineo
Albergue Tineo

Dan de voorzieningen. De stijl van het hotel is helemaal doorgetrokken. Overal marmer en glas. Er zijn speciale grote wasbakken om kleren te wassen. Er zijn kasten met handdoek radiatoren om de kleren te drogen. We mogen gratis in de sauna en een turks stoombad, als we dat willen. Alles voor de meer dan redelijke prijs van tien euro. We genieten er maar van, want morgen liggen we voor vijf euro minder misschien wel weer met nog dertig man in een onfris riekende zaal, op een piepend stapelbed met een matras die in Nederland allang bij het grof vuil was beland.

Vanuit Tineo gaat de tocht verder naar La Palo de Allande. De omgeving schijnt erg mooi te zijn. Sneu genoeg voor ons kunnen we door de mist maar een honderd meter van ons afkijken.Als we aankomen in La Palo de Allande kunnen we meteen al in de albergue. We lopen naar binnen en zien heel veel tegen elkaar aangeschoven stapelbedden, met dunne matrasjes in een grote kale ruimte. De wc is ook niet al te fris. We zijn vroeg en het lijkt ons, alles in overweging nemende, toch beter nog een paar kilometer verder te lopen.

We belanden in het gehucht Peñaseita. Peñaseita is klein. Als ik het ruwweg inschat staan er tien huizen en een cafeetje. Er is geen supermarkt, maar we hebben een dorp eerder al proviand ingeslagen. Gelukkig kun je ook eten in het café.  Op het menu staat ei met patat, omelet, patat met ei en tortilla. De bardame legt ons uit dat dat geklutste, gebakken eieren zijn. Eventueel gegarneerd met patat of brood. Het viel ons eigenlijk helemaal nog niet zo erg tegen en we bestellen wat. Ik weet niet meer precies wat, maar er zat in ieder geval ei in.

Het café lijkt zo’n beetje de huiskamer van het dorp te zijn. Oude, soms bijna tandenloze mannen ontmoeten er elkaar en spelen aan een tafel een voor ons onbekend kaartspel. Er wordt een fles cider in een soort houten tapje gezet. Er zit een houder aan voor een glas en een pompje. Als je de handle één keer naar beneden doet, sputtert een lange straal cider in het glas, die daarna bedachtzaam door een bejaarde boer wordt leeggedronken. Men heeft de grootste lol onderling.

Op pad
Op pad

De etappe tussen Peñaseita en A Mesa heeft in ons routeboekje drie sterren, wat zoveel betekent dat het een zware etappe betreft. Die zwaarte zit hem in het feit dat we nogal moeten klimmem. Van zeshonderd naar ruwweg elfhondervijftig meter.

Ik kan aan het groeiende aantal foto’s die ik onderweg onder het lopen door knip, zien dat we in een steeds interessantere streek belanden. De paadjes worden smaller, de hoogte waarop ze liggen, groter.

De etappe van vandaag draagt goed zijn steentje bij aan deze ontwikkeling. Als we ‘s ochtends hoog over de hellingen lopen, zien we aan de andere kant van het dal wolken over de bergtoppen heen de vallei in schuimen. Alsof je naar een overkokende pan met melk zit te kijken. Op de toppen zijn windmolens geplaatst, waarvan je alleen de wieken ziet draaien. Hierdoor lijken het op zwemmers, die het maar ternauwernood het hoofd boven water kunnen houden.

Wieken
Wieken

Aan de stijgende lijn in het pad lijkt bijna geen einde te komen. Ondertussen gaat het harder waaien en wordt het mistig. We lopen letterlijk met ons hoofd in de wolken. Eenmaal boven gekomen waait het echt hard en kun je door maar weinig zien. We zijn op een kale vlakte beland en de mist jaagt in flarden aan ons voorbij. Heel af en toe valt er een gaatje en zien we voor ons een dal, badend in het zonlicht.

Gaatje in de mist
Gaatje in de mist

Op de top zien we nog een paar kapotte schoenen liggen. Net voor een paal met een routewijzer. De zool van één van de schoenen is eraf. Dan heb je echt een slechte dag.

Anderhalve zool
Anderhalve zool

Als je klimt ontkom je niet aan een afdaling. Over een steil pad, vol met losse, grote stenen zoeken we onze weg weer naar beneden. Onderweg zien we dat we niet de enigen zijn die wel wat warmte kunnen waarderen.

Zonnebaden
Zonnebaden

We overnachten in A Mesa. Een gehucht van tien boerderijen. We zien hier voor het eerst drie-hoog stapelbedden. Ze lijken niet echt comfortabel en omdat er ook andere bedden zijn, zullen we daar vandaag niet achter komen ook.

 

Camino Primitivo

Camino Primitivo

In Oviedo slapen we in de seminarie. Ik weet niet precies wat het is, maar het lijkt oud en katholiek. De slaapkamers, keuken, douches en wc’s zijn allemaal gesitueerd aan een lange gang. Achter elk van de vele witgeschilderde deuren zit een nieuw, keurig, maar sober vertrek. Achter de ene, vijf nette deuren, met erachter vijf even nette toiletten. Achter een ander een aantal keurige stapelbedden. Achter een derde deur schone, goede douches. Men heeft het gebouw sober en zo functioneel mogelijk ingericht. De enige opsmuk die aangebracht is zijn een aantal religieus geïnspireerde prenten, met opwekkende teksen  eronder. Ten minste, dat denken we. Het is in het Spaans en Spaans kunnen we wèl lezen, maar begrijpen zeker niet.

In Oviedo waardeert niet iedereen het geluid van de doedelzak. (jongetje rechts)
In Oviedo waardeert niet iedereen het geluid van de doedelzak. (jongetje rechts)

Oviedo wordt gezien als het startpunt van de Camino Primitivo. We verbazen ons erover hoeveel mensen, met name uit Spanje, we hier tegenkomen en die dus allemaal deze Camino gaan lopen. Later horen we dat begin juli de vakanties in Spanje beginnen, wat dus blijkbaar nogal van invloed is op het aantal spaanse wandelaars.

Als ‘s ochtends de wekker gaat en we op onze tenen de slaapzaal afsluipen om in de keuken een ontbijt te maken, blijken we niet de enigen meer te zijn die graag vroeg starten. Op de Camino del Norte waren we altijd de enigen die om half zes opstonden. Nu staan er in de gang her en der groepjes mensen, zwijgzaam hun rugzakken te fatsoeneren om daarna stilletjes via de buitendeur het donker in te glippen.

We eten zoals we dat altijd doen, eerst ons ontbijt. Dat hebben we de dag ervoor in de supermarkt gekocht. Net als thuis zijn we hierin ook in Spanje, gewoontedieren. Stokbrood, jam of kaas, jus d’ orange en twee bekertjes yoghurt moeten ons genoeg energie geven om de eerste aantal kilometers te overbruggen. Mochten we onderweg nog trek krijgen, dan hebben we sowieso nog twee bananen in onze rugzak.

Het regent. Geen zonnestralen...
Het regent. Geen zonnestralen…

We beginnen onze voettocht op de Primitivo in de regen. Het miezert weer eens. Niet hard, maar hard genoeg om de poncho aan te moeten doen. Voor we Oviedo uit zijn, zijn we een uurtje verder. De stad is toch nog redelijk groot. De paden beloven meteen veel goeds. Als ze al niet smal en onverhard zijn, zijn ze breed en onverhard, wat bijna net zo goed is. Veel van het pad gaat door bebost gebied en de vlakke stukken waren op, want die hebben we namelijk niet veel gezien. Wij zijn er wel content mee en in de loop van de middag komen we aan in San Juan de Villapañada.

Zomaar. Mooi paadje midden in de rimboe.
Zomaar. Mooi paadje midden in de rimboe.

De albergue ligt tegen de helling van de heuvel aan en vanaf het terras kijk je volledig over het eronder gelegen dal. Er is in het gehucht helemaal niets, dus al helemaal geen restaurantje. Dit euvel staat gelukkig genoteerd in ons routeboekje en in de plaats vóór San Juan de Villapañada halen we boodschappen voor een zelf te koken maaltijd. Het wordt iets wat gemakkelijk in elkaar te draaien is en je buik geruime tijd vult: pasta. Als we de supermarkt een paar kilometer achter ons hebben liggen komen we er achter dat we vergeten zijn vlees te kopen voor door de pasta. We zijn te lui om terug te lopen en zullen het met een vegetarische maaltijd moeten doen.

....en toch lopen we af en toe verkeerd....
….en toch lopen we af en toe verkeerd….

In de albergue zitten voornamelijk spanjolen, maar ook een frans meisje, een amerikaanse jongen die net als wij amper spaans spreekt en een sloveense man. Verder komen in de namiddag nog twee nederlandse fietsers aan bij de albergue, die ook blijven overnachten. Het zijn een echtpaar uit de buurt van Leiden, Arjan en zijn vrouw, wiens naam me ontschoten is. Ze hebben geen eten bij zich en helpen ons met het leegmaken van de pastapan. De koelkast van de albergue is gedeeltelijk gevuld met koele blikjes pils, die je voor een euro kopen kunt. Iedereen waagt zich er aan en het wordt zo best gezellig.

Iets is hier op. Beton ? Tijd ? Zin ? Geld ? Vragen, vragen, vragen.
Iets is hier op. Beton ? Tijd ? Zin ? Geld ? Vragen, vragen, vragen.

Vanmorgen herhaalt zich het ritueel van gisteren. De spanjolen vertrekken vroeg en wij eten eerst uitgebreid ontbijt. Als één van de laatsten vertrekken  we. Bijna iedereen is in Oviedo gestart een loopt dus vandaag de tweede dag van hun camino. Erg snel zijn ze nog niet. Binnen een uur hebben we iedereen ingehaald en lopen we weer lekker alleen.

Het doel voor vandaag is Salas. Een klein stadje, wat vandaag blakert in de zon. Het is hier weer warm. Het is zó warm dat zelfs onze spaanse mede-wandelaars zeggen dat het warm is. En dan weet je het wel. Vanmiddag gaat een groepje spanjaarden lunchen en vraagt of we meegaan. We voelen een kleine knor in de buik en besluiten eens te zien hoe die op spaanse wijze tot stilzwijgen gebracht gaat worden. In een restaurantje worden we naar een tafeltje gedirigeerd waar we gaan zitten. Er is geen menukaart aanwezig, je moet gewoon eten wat de pot schaft. En de pot schaft behoorlijk veel.

Spanje - Nederland
Spanje – Nederland

 

De eerste gang bestaat uit een vissoep. De soep is rood, tot je roert, dan wordt hij geel. Heel interessant. De tweede gang bestaat uit aardappelen met erwten en chorizo (spaanse worst). Dan komt de derde gang: aardappelen met varkensribbetjes. De vierde gang: Spaghetti. Natuurlijk ook nog de vijfde gang: een soort van aardappelsalade. Als je niet genoeg had gegeten, kon je hierna gebakken vis met patat krijgen. Sommigen doen dat. Geen maaltijd zonder dessert, dus dat komt er ook nog bij en om alles weg te spoelen kun je kiezen voor koffie.

Nadat iedereen volledig afgeladen vol op zijn of haar stoel hangt, moet er nog worden afgerekend. Daar schrikken we toch nog even van. In positieve zin, dat dan wel weer. Voor alles wat hierboven opgelepeld staat, moeten we per persoon op de cent af, tien euro betalen. We begrijpen nu daarbij ook waarom men hier siësta houdt.