Over asfalt, langs de zee.
De laatste zes dagen hebben zijn we van Castro Urdiales naar Celorio gelopen. Een afstand van ongeveer honderdnegentig kilometer. Sinds we Bilbao zijn gepasseerd, bestaat de weg voor ruim 90 procent uit asfalt. Meestal zijn het binnenweggetjes, maar af en toe lopen we ook langs de bredere wegen. De momenten dat we niet op asfalt lopen zijn daardoor des te mooier.
In Castro Urdiales slapen we in een albergue aan het Plaza del Torro. Het plein der stieren. Geen rare naam voor een plein waar een stierenvechtersarena op staat. We hebben ‘s middags gekeken of we naar binnen konden, maar alle deuren zitten dan stijf op slot. Als we na even een rondje strand later op de dag weer terugkomen, zien we dat er een deur op een kiertje staat. We besluiten net te doen of we gek zijn en stappen naar binnen. De arena is al een tijd niet meer in gebruik en met de tijd heeft ook het verval toegeslagen. We lopen een poosje rond, nemen wat kiekjes en laten het gebouw dan weer voor wat het is.
Na Castro Urdiales gaan we naar Noja. Ook dit is een stad aan de golf van Biskaje, met een mooi lang en breed strand. Voor we naar Noja kunnen, moeten we eerst in Santoña op de pont. Stel je daar niet teveel van voor. Er wordt een bootje het strand opgevaren, vanaf de boeg wordt een loopplank neergelaten en dan is het zaak dat zo snel mogelijk, zoveel mogelijk mensen aan boord komen. Hierna is het hopen dat het bootje los genoeg ligt om weer vlot te kunnen geraken.
Santoña ligt midden in het nationale natuurpark, de Victoria en Joyel moerassen. Er staat ook een héle grote gevangenis.. Heel mooi en flink lelijk dicht naast elkaar. Als we door Santoña en langs de gevangenis gelopen zijn, komen aan bij een rotspunt die een kleine honderd meter hoog is en tot in de zee loopt. De route loopt naar het uiterste puntje en daar aangekomen hebben we een uitzonderlijk mooi uitzicht.
Voor je de het blauwe niks van de golf van Biskaje, links het strand en de moerassen bij Santoña en rechts het strand en Noja. Voor we bij Noja aankwamen ging de route eerst nog een kilometer of wat over strand, wat bepaald geen straf was.
Ook in het stuk tussen Noja en Santander zit een mooi stuk zonder asfalt, hoog over de kliffen. Af en toe liep ik eens naar het randje om eens naar beneden te gluren. Ik heb geen hoogtevrees, maar ben toch even op de knietjes naar het randje gekropen. Een volle rugzak maakt je wat instabieler en dempt een val maar licht.
Santander is een grote stad als alle. Vind ik. Druk, vies en niet veel aan. We hebben de afgelopen dagen regelmatig met een groepje, meest jonge mensen opgetrokken, waarvan in Santander een aantal stopt met lopen. De vakantie is voorbij, of ze hebben nog een andere reisbestemming. Een amerikaanse jongen heeft gehoord dat ergens in de stad een restaurant is waar het beste seafood, voedsel uit de zee, wordt geserveerd en daar gaan we naartoe.
We lopen de halve stad door en belanden bij een verzamelgebouw vol restaurantjes. Eén heeft ook een engels menu en mag zich dus verblijden in ons gezelschap. Bijna alle restaurants hanteren het Menu del dias principe. Drie gangen met beperkte keuze, inclusief een fles wijn voor een prijs van tussen de tien en dertien euro. Bij de eerste gang staat paella, wat ik nog nooit gegeten heb, dus dat doe ik. De paella is gewoon lekker. Ook al zitten er schelpen en inktvissen in verwerkt.
De twee dagen erna zijn we via Santillada del Mar naar El Tejo gelopen. Honderd procent asfalt en geen glimpje van de zee gezien. Het land net achter de zee bestaat uit kleine puntige heuvels, die bezaaid zijn met witte huisjes en boerderijtjes, met oranje daken. Ik heb het gevoel dat het hier niet het welvarendste gedeelte van Spanje is. De huisjes zijn klein en de boerderijtjes ook. Het oogt allemaal wat vervallen en niet te best onderhouden. Na een paar drukkende dagen belandden we gisteren in Colombres.
Vandaag was het echt gloeiend heet. Vanaf het moment dat de zon opkwam, was het bijna niet meer te harden. In tegenstelling tot de afgelopen dagen gingen we vandaag eindelijk weer eens fatsoenlijk de mooie kronkelpaadjes op. Het landschap wijzigt ook iets, in het achterland maken de heuvels plaats voor massieve bergpartijen. Alles wordt wat aangenamer om naar te kijken. Vandaag hadden we willen overnachten in een albergue, maar toen we aankwamen bleek die vol te zijn. Balen, maar af en toe gebeurd dat nu eenmaal. We zijn nog een kilometer of wat verder gelopen en hebben alsnog onderdak.
Evert is eens flink aan het rekenen geweest en morgen passeren we de vierhonderd kilometer lijn. Inderdaad, we zijn aan het aftellen !