Finish

Finish

De spanjaarden vieren een feestje, met Santiago de Compostela binnen handbereik. Zacht praten is niet aan ze besteed en ik hoor ze nog geruime tijd, dwars door mijn oordopjes van uitstekende kwaliteit heen, sterke verhalen vertellen en lachen. Als we de volgende ochtend de keuken van de albergue instappen zit de prullebak stampvol lege bierblikken en wijnflessen. Vanuit de wc komen onheilspellende geluiden. Niet iedere spanjaard begint de dag even fris zo te horen. De weg is leeg deze ochtend. Het overgrote deel van de lopers stopt in Santiago de Compostela, wat op een goede vijf kilometer van de albergue ligt. Ze slapen dus uit.

De stad
De stad

Wij vinden het wel lekker en stampen rond half acht het nog zo goed als lege plein voor de kathedraal op. Een stelletje maakt foto’s en we vragen of ze het een goed idee vinden dat wij, met hun toestel, een foto van hun samen maken. Als wederdienst willen wij uiteraard het omgekeerde. Een foto van ons samen. Deze ruilhandel werkt bijna altijd en ook vanmorgen hebben we weer succes. Het stelletje blij, wij blij. Heel veel blijheid en dat zo vroeg in de morgen.

Voor de kathedraal
Voor de kathedraal

Als de foto’s gemaakt zijn, marcheren we verder de route op, richting het einde van de aarde, Finisterre. Zoals we bij meer steden hebben gezien, hebben de mensen met voldoende financiële draagkracht een mooi optrekje net buiten de stad gebouwd. Je kunt zien dat het gebied hier welvarender is dan het gebied voor Santiago de Compostela. De huizen zijn gemiddeld genomen mooi en redelijk onderhouden. Het pad dat we volgen is voor het overgrote deel onverhard en kronkelt regelmatig door de bossen. Ons doel voor vandaag is Negreira. Een dorpje, zoals zoveel andere dorpjes hier. Net voor we het dorp bereiken, lopen we in A Ponte Maceira over een mooie oude brug, die bij twee niet meer in gebruik zijnde watermolens is gebouwd. Net als de zon begint te steken lopen we het terrein van de albergue te Negreira op. Nog twee dagen.

Brug
A Ponte Maceira

Het verbaast ons een beetje hoe weinig van de enorme groep spanjolen is overgebleven, hier achter Santiago de Compostela. Voor Santiago de Compostela bestond het aantal wandelaars zeker voor de helft uit mensen die een thuiswedstrijd vierden. Nu zijn ze ruim in de minderheid. We lopen en slapen voornamelijk tussen de Duitsers, een bevolkingsgroep die we op de Camino del Norte en Camino Primitivo maar mondjesmaat tegenkwamen. Samen met andere noord-europeanen, zoals de skandinaviërs eisen zij nu een groot percentage van de wandelaars op. Persoonlijk vind ik het wel lekker, die afwisseling. En geloof het of niet, je kunt best lachen met onze oosterburen. Ze hebben veel goede dingen van de Nederlanders overgenomen. Ze vinden zelf dat het net andersom is, maar dat zal altijd een meningsverschil blijven.

Hans aus Hamburg
Hans aus Hamburg

We staan voor ons doen ongewoon vroeg op. Een duitse wandelaar, Hans aus Hamurg, waarmee we een poos praten, verteld ons dat hij om vijf uur opstaat. Omdat de kans groot is dat hij ons wakker maakt, besluiten we ook om op dit tijdstip tussen de wolletjes uit te kruipen. Als we naar beneden sluipen, waar de gezamelijke ruimte van de albergue is, verbaast het ons dat er al zoveel ander mensen op dit tijd opstaan. Met een mannetje/vrouwtje of vijftien schuiven we stilzwijgend een broodje naar binnen en gaan daarna, met een lampje op ons hoofd, de deur door naar buiten.

Buiten is niet zoveel te beleven. In het begin is het alleen maar donker en later, als de zon opkomt wordt het mistig en zien we wederom helemaal niets van de omgeving. Er is ons, door ons routeboekje, een prachtig uitzicht beloofd over een stuwmeer. We geloven de schrijver van harte, maar door de mist zien we niets wat in de verte ook maar op een meer lijkt. We komen rond het middaguur aan bij de albergue municipal in Olveiroa, waar we bij de receptie een papiertje aantreffen waarop staat dat we een bed uit mogen zoeken en dat de hospitaliere om zeven uur aanwezig is om de betaling in ontvangst te nemen.

Een handige ondernemer is een restaurantje gestart. De supermarkt zit er ook in. Als we langsgaan om brood en bananen te kopen voor het ontbijt, voelen we door de Etenluchtjes uit het restaurant ineens een knor in de buik en besluiten dat het een goed moment is om te lunchen. Als we een poosje zitten schuift een Duits echtpaar, Klaus en Nicole, aan en samen eten en drinken we wat. Klaus heeft een elastieken gezicht en weet zonder iets te hoeven zeggen, op het ongeïnteresseerde, chagrijnige gezicht van de bedienende serveerster een glimlach tevoorschijn te toveren. Sommige Duitsers hebben best wel humor.

Evert, Klaas, Klaus, Nicole
Evert, Klaas, Klaus, Nicole

Deze dag landt laat in de avond ook de Airbus A320 met onze familieleden op Aeropuerto Santiago de Compostela.

Ineens is daar dan de laatste wandeldag. We willen tot de vuurtoren bij Finisterre lopen, omdat daar de aanwijzer staat met kilometeraanduiding nul. Daarbij moet het uitzicht fantastisch zijn en dat lijkt ons wel wat. Nog even wat mooie plaatjes scoren, voor we de Camino definitief achter ons laten. Jammer genoeg houdt de natuur ook vandaag geen rekening met onze wensen, want als het niet regent onderweg, is het wel mistig. Of een combinatie van beiden. De vuurtoren staat op een klif aan de rand van de Atlantische oceaan. De mist is zo dicht dat we het water niet eens kunnen zien. Een paar toeristen zijn vriendelijk genoeg om een foto van ons bij het nul meter paaltje te nemen. Die hebben we dan toch maar weer mooi !

Nul komma nul
Nul komma nul

We worden door familieleden met de auto opgehaald en terug naar Santiago de Compostela gereden. De grootste afstand die we de afgelopen maanden in één uur hebben afgelegd. Op het plein voor de kathedraal zien we onze vrouwen en kinderen na achtennegentig dagen eindelijk weer terug. Na de nodige omhelzingen en knuffels moeten er natuurlijk nog foto’s gemaakt worden. Dan is het tijd om de laatste stempel op te halen bij het pelgrimskantoor, naast de kathedraal. We staan een klein uurtje in een langzaam vooruit schuifelende rij te wachten en mogen dan uiteindelijk de felbegeerde stempel en de Compostela in ontvangst nemen

We hebben ruim 2800 km afgelegd. De tocht is gelopen. We zijn klaar.

Stempels
Stempels

Voor de poorten van de stad..

Voor de poorten van de stad..

Als we iets na zessen de deur van de albergue in Lugo achter ons dichttrekken, is een nieuwe wandeldag begonnen. In de koelte van de morgen lopen we door een nog stille stad, onder het gelige licht van de lantaarnpalen. Vanaf een afstandje is de oude verlichte brug een mooi plaatje. De straten zijn verlaten, auto’s staan op een enkeling na, nog op de parkeerplaats van de eigenaar. Vandaag wordt het weer heet, het is dus zaak dat we flink doorstappen, willen voor de ergste hitte binnen zijn.

Brug Lugo
(Bewogen) Brug Lugo

We zijn momenteel simpelweg kilometers aan het wegstappen. Het landschap is niet echt spannend meer. De vergezichten van Camino Primitivo hebben plaatsgemaakt voor kleine boerendorpjes met ertussen dorrige weilanden en kleine akkertjes. De mensen, en met name de ouderen, lijken het hier absoluut niet breed te hebben. ‘s Ochtends heb ik een keer een oud boeren echtpaar met een kruiwagen vol lege plastic frisdrankflessen bij een fuente, een bron, gezien. Ze vullen de lege flessen met water, aan het straaltje wat uit de bergwand komt, blijkbaar voor eigen en huishoudelijk gebruik. Later op de dag zien we een paar vrouwen kleding wassen bij een openbare wasplaats, wat meestal niet veel meer is dan een betonnen bak met water, onder een afdak.

Even een paar wasjes draaien....
Even een paar wasjes draaien….

Af en toe lopen we door bossen, die hier voor het veelal uit eiken en kaarsrechte, hoge eucalyptusbomen bestaan. Als je een blad van een eucalyptusboom tussen je handen verfrommeld, komt er een lekkere, frisse lucht van af. Dat zijn dan wel de dingen die het wandelen toch wel weer mooi maken.

Eucalyptus
Eucalyptus

Het merendeel van de wegen waar we over lopen bestaat weer uit asfalt.Dat betekent meestal weer blaren lopen en als je niet uitkijkt zere scheenbenen, ter hoogte van je enkels. De zogenaamde Shin-Splints. Doordat je je voeten continue dezelfde beweging maken, worden de vooronderbeenspieren overbelast. Ze zetten dan op en passen niet meer lekker in de koker waarin ze zitten. Op den duur kan de zaak daar gaan ontsteken, wat serieus pijn kan doen en als je niet oppast reden zijn om niet verder te lopen.

Een ervaren wandelaarster gaf ons als tip om op asfalt onze schoenen niet tot bovenaan dicht te doen. We hebben hoge schoenen, die in de bergen veel steun bieden, maar die op asfalt de voeten belemmeren in het afrollen. We strikken onze schoenen op asfalt dus op onderstaande manier en dat bevalt ons bijzonder goed. We hebben bovenstaande problemen tot nu toe buiten de deur weten te houden. Als gevolg van het anders strikken heb ik nu af en toe wel een blaartje, maar dat betekent eenvoudigweg doorprikken, afplakken en doorlopen en is bij lange na niet zo erg als de enkelproblemen.

Gestrikt
Gestrikt

Vanaf Melide lopen we op de Camino Frances. Het is onmiddellijk te merken. Overal zie je mensen met een rugzak lopen. Soms hele groepen, die samen deze weg afleggen. Stilletjes in je uppie lopen is geen optie meer. Hier zie je ook de mensen, meestal jong volwassenen, die alleen de laatste honderd kilometer lopen, wat voldoende is om in Santiago, de zogenaamde Compostela, een certificaat te krijgen.

Verder zie je hier wandelaars die echt aan het einde van hun latijn zijn en op vaak belabberd schoeisel de stoffige paden afsloffen, gebukt onder het gewicht van hun rugzak(je), verlangend naar een stoel op een terrasje. Ik heb echt wel mensen gezien waar ik bijna medelijden mee kreeg. Uiteindelijk is het altijd nog je eigen keuze en kun je stoppen wanneer je wilt.

Een pelgrimage heeft matigheid en soberheid hoog in het vaandel staan....
Een pelgrim heeft matigheid en soberheid hoog in het vaandel staan….

We leggen na Melide nog een kilometer of tien af en eindigen in Ribadixo de Baixo. (Uitspreken als Ribadiso de Baiso). Hier zien we in een albergue een voor ons nieuw fenomeen. Handige bedrijfjes hebben tussen de tourismefolders bagagelabels liggen, waarmee je je rugzak per auto naar je volgende bestemming kunt laten brengen….

Morgen lopen we naar Monto do Gozo, waar een albergue staat met een capaciteit van vijfhonderd personen. Een albergue met zo’n grote capaciteit zegt genoeg over het aantal mensen wat deze laatste kilometers voor Santiago de Compostela aflegt.

Monument Monte de Gonzo
Monument Monte do Gozo

Toen we op Camino del Norte en Camino Primitivo liepen waren we meestal degenen die het vroegste opstonden. De wekker staat om half zes, waarna we ontbijten en een poosje na zessen vertrekken. Dat is vroeg genoeg, omdat het rond die tijd ook licht wordt hier. Afgelopen nacht was onze eerste nacht op Camino Frances en je hebt hier gewoon mensen die om vier uur opstaan. Ze gaan daarna zonder ontbijt, met een lampje op hun kop op stap, het pikkedonker in.

We eindigen vandaag voor de poorten van Santiago de Compostela. We zien de stad al in de verte liggen. Het lijkt groot. Het zal ook ongetwijfeld groot zijn, want het heeft een eigen vliegveld. Daar zijn we vandaag al omheen gelopen, om in de enorme albergue van Monto do Grozo te eindigen. Morgen lopen we weer verder, maar laten de stad eerst links liggen. We trekken er met een noodgang dwars door heen en willen twintig kilometer achter de stad eindigen, zodat we de eerste twintig kilometer richting Finisterre al te pakken hebben.

Weer eens de tiepmiep uithangen.
Weer eens de tiepmiep uithangen.

De eindstreep komt in zicht

De eindstreep komt in zicht

Wanneer je een berg opklimt, zul je vroeg of laat ook weer moeten afdalen. De dag dat we A Mesa verlaten begint met een forse afdaling. We dalen zeshonderd meter in hoogte en mogen daar drie kilometer lang over doen. Van naar boven lopen word je moe. Van naar beneden lopen ook, maar daar krijg je als extraatje ook nog moeie spieren van en als je niet oppast, zere knieën of enkels. Wij zijn niet zulke grote fans van afdalen, maar het hoort er nu eenmaal bij.

Stuwdam Grandas de Salime
Stuwdam Grandas de Salime

De lange afdaling wordt beloond met een wandelingetje over de stuwdam bij Grandas de Salime. Met de bouw van de dam werd begonnen in 1948 en kostte door de belabberde werkomstandigheden aan tussen de honderd en driehonderd mensen het leven. Het blijft een mooi gezicht, een stuk beton wat een enorme hoeveelheid water tegenhoudt.

Stuwdam Grandas de Salime
Stuwdam Grandas de Salime

Aan het begin van de middag lopen we Castro binnen. Een klein gehuchtje met een jeugdherberg, waar we overnachten. Naast de jeugdherberg staan er nog een paar boerderijtjes waar kleine keuterboertjes een boterham proberen te verdienen. Morgen gaan we naar Fonsagrada en laten daarmee de provincie Asturië achter ons. Men heeft ons beloofd dat de albergues in de Galicië beter zijn dan die in Asturië en dat we moeten opletten met de wegwijzers. De wegwijzers bestaan uit betonnen palen waarop een tegel met de jakobsschelp geplakt zit. Het symbool van de Camino de Santiago. In Asturië wijst het dikke gedeelte van de schelp de juiste weg, in Galicië is het juist de andere kant van de schelp. Hier volg je de richting die de “straal” van de schelp aanwijst.

Wegwijzer Galicië
Wegwijzer Galicië

Fonsagrada betekent letterlijk: heilige bron. We moesten even zoeken voor we de bron vonden. We gingen er van uit dat er wel een rij mensen zou staan te wachten om een paar druppels uit deze bron te kunnen bemachtigen. Dat was niet het geval. De heilige bron blijkt een zielig straaltje water te zijn die in een bijzonder normale straat uit een buisje uit de muur in een soort van trog stroomt. Auto’s brommen er oneerbiedig met een vaart langs en de inwoners van het stadje gunnen het geheel geen blik waardig.

Fonsagrada: Heilige bron
Fonsagrada: Heilige bron

We slapen ook in Fonsagrada weer in een private albergue. Het is allemaal nieuw en bijzonder netjes geregeld. Het enige wat je doet herinneren aan een albergue zijn de mensen die in dezelfde kamer als jij slapen en die ‘s nachts snurken of al stommelend en struikelend naar de wc gaan.

Kerkhof
Kerkhof

Volgens ons boekje heeft de route tussen Fonsagrada en A Cádavo een zwaarte van één ster, wat betekent dt het een makkie is. Ik zou wel willen weten waar de zwaarte van de route door bepaald wordt, want het blijkt één van de zwaarste routes te zijn die we de afgelopen weken hebben gelopen. Na een aantal kilometers begint een klimmetje, vrij stijl. Nadat ik deze achter me heb gelaten, blijkt achter dit klimmetje bijna meteen een nieuwe schuil te gaan. Weer je rugzak een honderd meter stijle helling opzeulen. Na een bochtje, nog één, en nog één en…..

Het zweet drupt me gestaag, via de neus, van de kop af en ik zie in mijn ooghoeken zweetdruppels aan mijn wenkbrauwen hangen. Af en toe moet er even gestopt worden om de ademhaling en de hartslag weer een beetje tot bedaren te laten komen. Uiteindelijk kun je niet hoger en waait een koude wind door je kleren, waardoor even wat langer uitblazen geen optie is. Toch is het wel mooi, dit “gevecht” met jezelf en de berg, maar pas als je op het hoogste punt bent aangekomen.

Heul veul molens....
Heul veul molens….

Vanaf A Cadavo gaan we naar Lugo. Lugo is een mooie stad. De oude stad is in zij geheel omgeven door een twee kilometer lange stadsmuur die nog helemaal intact is. De muur is toegankelijk en breed genoeg om met een aantal mensen naast elkaar te lopen. Veel sportievelingen maken gebruik van de muur om hardlopend de stad een paar keer te rond te rennen. Nu we in Lugo zijn, kun je stellen dat we de Camino Primitivo achter ons gelaten hebben. De paden worden weer breder en vlak en we hebben ook alweer de eerste asfaltkilometers achter ons gelaten.

Vanavond hebben we ook afscheid genomen van onze Spaanse vrienden, Francesco, Ivan, Helena en Pepe. We hebben een tijd met ze opgetrokken en ze hebben ons enorm geholpen en meegenomen naar de fijnste eetplekjes, waar je heel goedkoop lekker kunt eten. Onze planning wijkt teveel af van de hunne, waardoor dit onvermijdelijk is. Zo gaat dat nu eenmaal op de Camino, mensen komen en gaan.

Stadsmuur Lugo
Stadsmuur Lugo

Voor ons liggen de laatste kilometers naar Santiago de Compostela. We zullen, om in Santiago de Compostela te komen, ook nog een stuk Camino Frances mee moeten pakken. Men heeft ons al flink bang gemaakt voor dit gedeelte. Het schijnt dat er bussen vol amerikanen gedumpt worden door reisorganisaties. Ze lopen dan een dag mee en kunnen dan thuis toch vertellen over hun “camino experience”. Verder heb je er kolonnes zingende kinderen en omdat het de bekendste camino is, hordes wandelaars.

Brug Lugo
Brug Lugo

We hebben nog een extraatje in onze planning staan. We zijn ruim op tijd bij Santiago de Compostela en willen de stad eerst links laten liggen, om door te lopen naar Kaap Finisterre. Kaap Finisterre ligt tachtig kilometer achter Santiago de Compostela, aan de Atlantische Oceaan en is voor veel wandelaars het ultieme einde van de wandeling. De naam Finisterre komt van het latijnse “finis terrae”, het einde van de wereld. We denken hier halverwege 19 juli te zijn, waarna we terug gaan Santiago de Compostela om de laatste stempel te halen, waarmee ons avontuur dan tot een einde komt. Tot zover de planning, we zullen zien wat de praktijk ons brengt.

Mooie geranium. Met erachter een stuwmeer.
Mooie geranium. Met erachter een stuwmeer.

 

Stijgende lijn

Stijgende lijn

Na Salas komt Tineo. Tineo zullen we nier snel vergeten. Niet omdat Tineo zo’n fantastische plek is, maar er is hier een particuliere albergue die superdeluxe is. In Spanje heb je drie soorten albergues.

Allereerst heb je de albergues die door de Jakobstichtingen en/of religieuze instellingen gerunned worden. Deze zijn meestal netjes en schoon, maar verder heel sober. Dan heb je de gemeentelijke albergues. De kwaliteit hiervan kan erg variëren. We hebben heel nette albergues gehad, maar ook ronduit ranzige hokken met slechte douches en vieze wc’s. Naast deze twee soorten heb je ook nog de commercieel gerunde, particuliere albergues. Deze zijn meestal iets duurder, rond de tien – vijftien euro voor een nacht, maar ze zijn meestal veel beter en schoner, met een hoger service gehalte. Denk bijv. aan internet toegang.

Spaanse wandelaars waar we ‘s avonds min of meer zo’n beetje mee optrokken, hebben gehoord dat de gemeentelijke albergue niet veel soeps is. In het dorp is echter ook nog een particuliere albergue, waar zij naar toe gaan. Dat lijkt ons ook wel wat, dus we hobbelen zo’n beetje achter de spanjaarden aan naar deze albergue. De eerste verrassing was de lokatie: in een vier sterren hotel. De tweede verrassing waren de kamers en de bedden. Zo mooi hebben we het nog niet eerder voor elkaar gehad. Allemaal aparte ruimtes, met maximaal vier bedden, voorzien van licht, stopcontacten en een afsluitbare kast voor je rugzak.

Albergue Tineo
Albergue Tineo

Dan de voorzieningen. De stijl van het hotel is helemaal doorgetrokken. Overal marmer en glas. Er zijn speciale grote wasbakken om kleren te wassen. Er zijn kasten met handdoek radiatoren om de kleren te drogen. We mogen gratis in de sauna en een turks stoombad, als we dat willen. Alles voor de meer dan redelijke prijs van tien euro. We genieten er maar van, want morgen liggen we voor vijf euro minder misschien wel weer met nog dertig man in een onfris riekende zaal, op een piepend stapelbed met een matras die in Nederland allang bij het grof vuil was beland.

Vanuit Tineo gaat de tocht verder naar La Palo de Allande. De omgeving schijnt erg mooi te zijn. Sneu genoeg voor ons kunnen we door de mist maar een honderd meter van ons afkijken.Als we aankomen in La Palo de Allande kunnen we meteen al in de albergue. We lopen naar binnen en zien heel veel tegen elkaar aangeschoven stapelbedden, met dunne matrasjes in een grote kale ruimte. De wc is ook niet al te fris. We zijn vroeg en het lijkt ons, alles in overweging nemende, toch beter nog een paar kilometer verder te lopen.

We belanden in het gehucht Peñaseita. Peñaseita is klein. Als ik het ruwweg inschat staan er tien huizen en een cafeetje. Er is geen supermarkt, maar we hebben een dorp eerder al proviand ingeslagen. Gelukkig kun je ook eten in het café.  Op het menu staat ei met patat, omelet, patat met ei en tortilla. De bardame legt ons uit dat dat geklutste, gebakken eieren zijn. Eventueel gegarneerd met patat of brood. Het viel ons eigenlijk helemaal nog niet zo erg tegen en we bestellen wat. Ik weet niet meer precies wat, maar er zat in ieder geval ei in.

Het café lijkt zo’n beetje de huiskamer van het dorp te zijn. Oude, soms bijna tandenloze mannen ontmoeten er elkaar en spelen aan een tafel een voor ons onbekend kaartspel. Er wordt een fles cider in een soort houten tapje gezet. Er zit een houder aan voor een glas en een pompje. Als je de handle één keer naar beneden doet, sputtert een lange straal cider in het glas, die daarna bedachtzaam door een bejaarde boer wordt leeggedronken. Men heeft de grootste lol onderling.

Op pad
Op pad

De etappe tussen Peñaseita en A Mesa heeft in ons routeboekje drie sterren, wat zoveel betekent dat het een zware etappe betreft. Die zwaarte zit hem in het feit dat we nogal moeten klimmem. Van zeshonderd naar ruwweg elfhondervijftig meter.

Ik kan aan het groeiende aantal foto’s die ik onderweg onder het lopen door knip, zien dat we in een steeds interessantere streek belanden. De paadjes worden smaller, de hoogte waarop ze liggen, groter.

De etappe van vandaag draagt goed zijn steentje bij aan deze ontwikkeling. Als we ‘s ochtends hoog over de hellingen lopen, zien we aan de andere kant van het dal wolken over de bergtoppen heen de vallei in schuimen. Alsof je naar een overkokende pan met melk zit te kijken. Op de toppen zijn windmolens geplaatst, waarvan je alleen de wieken ziet draaien. Hierdoor lijken het op zwemmers, die het maar ternauwernood het hoofd boven water kunnen houden.

Wieken
Wieken

Aan de stijgende lijn in het pad lijkt bijna geen einde te komen. Ondertussen gaat het harder waaien en wordt het mistig. We lopen letterlijk met ons hoofd in de wolken. Eenmaal boven gekomen waait het echt hard en kun je door maar weinig zien. We zijn op een kale vlakte beland en de mist jaagt in flarden aan ons voorbij. Heel af en toe valt er een gaatje en zien we voor ons een dal, badend in het zonlicht.

Gaatje in de mist
Gaatje in de mist

Op de top zien we nog een paar kapotte schoenen liggen. Net voor een paal met een routewijzer. De zool van één van de schoenen is eraf. Dan heb je echt een slechte dag.

Anderhalve zool
Anderhalve zool

Als je klimt ontkom je niet aan een afdaling. Over een steil pad, vol met losse, grote stenen zoeken we onze weg weer naar beneden. Onderweg zien we dat we niet de enigen zijn die wel wat warmte kunnen waarderen.

Zonnebaden
Zonnebaden

We overnachten in A Mesa. Een gehucht van tien boerderijen. We zien hier voor het eerst drie-hoog stapelbedden. Ze lijken niet echt comfortabel en omdat er ook andere bedden zijn, zullen we daar vandaag niet achter komen ook.

 

Camino Primitivo

Camino Primitivo

In Oviedo slapen we in de seminarie. Ik weet niet precies wat het is, maar het lijkt oud en katholiek. De slaapkamers, keuken, douches en wc’s zijn allemaal gesitueerd aan een lange gang. Achter elk van de vele witgeschilderde deuren zit een nieuw, keurig, maar sober vertrek. Achter de ene, vijf nette deuren, met erachter vijf even nette toiletten. Achter een ander een aantal keurige stapelbedden. Achter een derde deur schone, goede douches. Men heeft het gebouw sober en zo functioneel mogelijk ingericht. De enige opsmuk die aangebracht is zijn een aantal religieus geïnspireerde prenten, met opwekkende teksen  eronder. Ten minste, dat denken we. Het is in het Spaans en Spaans kunnen we wèl lezen, maar begrijpen zeker niet.

In Oviedo waardeert niet iedereen het geluid van de doedelzak. (jongetje rechts)
In Oviedo waardeert niet iedereen het geluid van de doedelzak. (jongetje rechts)

Oviedo wordt gezien als het startpunt van de Camino Primitivo. We verbazen ons erover hoeveel mensen, met name uit Spanje, we hier tegenkomen en die dus allemaal deze Camino gaan lopen. Later horen we dat begin juli de vakanties in Spanje beginnen, wat dus blijkbaar nogal van invloed is op het aantal spaanse wandelaars.

Als ‘s ochtends de wekker gaat en we op onze tenen de slaapzaal afsluipen om in de keuken een ontbijt te maken, blijken we niet de enigen meer te zijn die graag vroeg starten. Op de Camino del Norte waren we altijd de enigen die om half zes opstonden. Nu staan er in de gang her en der groepjes mensen, zwijgzaam hun rugzakken te fatsoeneren om daarna stilletjes via de buitendeur het donker in te glippen.

We eten zoals we dat altijd doen, eerst ons ontbijt. Dat hebben we de dag ervoor in de supermarkt gekocht. Net als thuis zijn we hierin ook in Spanje, gewoontedieren. Stokbrood, jam of kaas, jus d’ orange en twee bekertjes yoghurt moeten ons genoeg energie geven om de eerste aantal kilometers te overbruggen. Mochten we onderweg nog trek krijgen, dan hebben we sowieso nog twee bananen in onze rugzak.

Het regent. Geen zonnestralen...
Het regent. Geen zonnestralen…

We beginnen onze voettocht op de Primitivo in de regen. Het miezert weer eens. Niet hard, maar hard genoeg om de poncho aan te moeten doen. Voor we Oviedo uit zijn, zijn we een uurtje verder. De stad is toch nog redelijk groot. De paden beloven meteen veel goeds. Als ze al niet smal en onverhard zijn, zijn ze breed en onverhard, wat bijna net zo goed is. Veel van het pad gaat door bebost gebied en de vlakke stukken waren op, want die hebben we namelijk niet veel gezien. Wij zijn er wel content mee en in de loop van de middag komen we aan in San Juan de Villapañada.

Zomaar. Mooi paadje midden in de rimboe.
Zomaar. Mooi paadje midden in de rimboe.

De albergue ligt tegen de helling van de heuvel aan en vanaf het terras kijk je volledig over het eronder gelegen dal. Er is in het gehucht helemaal niets, dus al helemaal geen restaurantje. Dit euvel staat gelukkig genoteerd in ons routeboekje en in de plaats vóór San Juan de Villapañada halen we boodschappen voor een zelf te koken maaltijd. Het wordt iets wat gemakkelijk in elkaar te draaien is en je buik geruime tijd vult: pasta. Als we de supermarkt een paar kilometer achter ons hebben liggen komen we er achter dat we vergeten zijn vlees te kopen voor door de pasta. We zijn te lui om terug te lopen en zullen het met een vegetarische maaltijd moeten doen.

....en toch lopen we af en toe verkeerd....
….en toch lopen we af en toe verkeerd….

In de albergue zitten voornamelijk spanjolen, maar ook een frans meisje, een amerikaanse jongen die net als wij amper spaans spreekt en een sloveense man. Verder komen in de namiddag nog twee nederlandse fietsers aan bij de albergue, die ook blijven overnachten. Het zijn een echtpaar uit de buurt van Leiden, Arjan en zijn vrouw, wiens naam me ontschoten is. Ze hebben geen eten bij zich en helpen ons met het leegmaken van de pastapan. De koelkast van de albergue is gedeeltelijk gevuld met koele blikjes pils, die je voor een euro kopen kunt. Iedereen waagt zich er aan en het wordt zo best gezellig.

Iets is hier op. Beton ? Tijd ? Zin ? Geld ? Vragen, vragen, vragen.
Iets is hier op. Beton ? Tijd ? Zin ? Geld ? Vragen, vragen, vragen.

Vanmorgen herhaalt zich het ritueel van gisteren. De spanjolen vertrekken vroeg en wij eten eerst uitgebreid ontbijt. Als één van de laatsten vertrekken  we. Bijna iedereen is in Oviedo gestart een loopt dus vandaag de tweede dag van hun camino. Erg snel zijn ze nog niet. Binnen een uur hebben we iedereen ingehaald en lopen we weer lekker alleen.

Het doel voor vandaag is Salas. Een klein stadje, wat vandaag blakert in de zon. Het is hier weer warm. Het is zó warm dat zelfs onze spaanse mede-wandelaars zeggen dat het warm is. En dan weet je het wel. Vanmiddag gaat een groepje spanjaarden lunchen en vraagt of we meegaan. We voelen een kleine knor in de buik en besluiten eens te zien hoe die op spaanse wijze tot stilzwijgen gebracht gaat worden. In een restaurantje worden we naar een tafeltje gedirigeerd waar we gaan zitten. Er is geen menukaart aanwezig, je moet gewoon eten wat de pot schaft. En de pot schaft behoorlijk veel.

Spanje - Nederland
Spanje – Nederland

 

De eerste gang bestaat uit een vissoep. De soep is rood, tot je roert, dan wordt hij geel. Heel interessant. De tweede gang bestaat uit aardappelen met erwten en chorizo (spaanse worst). Dan komt de derde gang: aardappelen met varkensribbetjes. De vierde gang: Spaghetti. Natuurlijk ook nog de vijfde gang: een soort van aardappelsalade. Als je niet genoeg had gegeten, kon je hierna gebakken vis met patat krijgen. Sommigen doen dat. Geen maaltijd zonder dessert, dus dat komt er ook nog bij en om alles weg te spoelen kun je kiezen voor koffie.

Nadat iedereen volledig afgeladen vol op zijn of haar stoel hangt, moet er nog worden afgerekend. Daar schrikken we toch nog even van. In positieve zin, dat dan wel weer. Voor alles wat hierboven opgelepeld staat, moeten we per persoon op de cent af, tien euro betalen. We begrijpen nu daarbij ook waarom men hier siësta houdt.

 

Afslag

Afslag

Terwijl in Nederland door de hoge temperatuur de barbecuelucht waarschijnlijk nog tot in de kleinste ruimtes te ruiken is, startten wij afgelopen woensdag op een lekkere koele ochtend onze 80e etappe. De temperatuur zal deze dag tot halverwege de middag niet al te hoog worden en de zon blijft lekker op een matras van wolken liggen. Voor ons is dit ideaal. We zijn niet opgegroeid in een siësta minnend land en vinden erg hoge temperaturen net als harde regen, afzien. We vervolgen onze tocht over de kustroute en naderen met rasse schreden het moment waarop we vanaf de Camino del Norte, de Camino Primitivo op zullen gaan.

Zover is het woensdag nog niet. We lopen een enigszins niet zo spannende etappe van Celorio naar San Esteban de Leces. Een gehucht ergens midden in het niets. Er is een redelijk grote albergue die in de loop van de middag helemaal vol raakt. Een gezette, schommelende hospitaliera wijst de binnenkomers vergezeld van een niet aflatende, spaanse woordenstroom hun slaapplek. We ontmoeten hier Heleen, een vijfendertigjarige vrouw uit Noordwijk, die de Primitivo gaat lopen. Het is best lekker om weer eens fatsoenlijk met een normaal iemand gewoon Nederlands te kunnen praten !

Schuur voor opslag van oogst.
Schuur voor opslag van oogst.

Als we wakker worden miezert het zowaar. De miezer weet het tot half in de ochtend vol te houden, voor het weer plaats moet maken voor vriendje Zon. Ik vind het wel lekker, dat koele natte. Mits het niet te lang duurt en de hoeveelheid niet overdreven wordt. We lopen door Asturia en het is hier mooi. Net als in Nederland lopen sommige, meestal oude mensen hier nog op klompen. Ze zien er wel wat anders uit dan de nederlandse exemplaren: er zitten pootjes onder. Een oude man die langs de weg staat vind het maar vermakelijk dat we de klompen op de foto willen en poseert lachend voor ons.

De man.....
De man…..
.....en zijn klomp
…..en zijn klomp

“Wie de Camino Primitivo gaat volgen, moet nu afscheid gaan nemen van de zee, maar ook van de asfaltwegen” Dit is de letterlijke passage uit ons routeboek, die ons nogal hoopvol stemt. Geen asfalt meer. Heerlijk. Vandaag bereiken we het punt waarop we afscheid nemen van Camino del Norte. Ergens na de plaats Villavisiosa moeten we kiezen: Gijon of Oviedo. Gijon ligt aan het vervolg van de Norte, Oviedo aan het begin van Primitivo. Wij slaan af naar Oviedo en verwijderen ons daarmee van de kust. We worden meteen al getrakteerd op een paar mooi klimmetjes en beloond met een mooi uitzicht. Het beloofd nog heel wat te worden, die komende paar weken.

Kiek
Kiek

Heleen komen we vandaag ook nog een paar tegen, maar haar planning wijkt verder af van die van ons, dus de kans dat we de komende tijd nog eens een avond nederlands kunnen praten is zo goed als niks.

Afslag - Evert, Heleen, Klaas
Afslag – Evert, Heleen, Klaas

Over asfalt, langs de zee

Over asfalt, langs de zee.

De laatste zes dagen hebben zijn we van Castro Urdiales naar Celorio gelopen. Een afstand van ongeveer honderdnegentig kilometer. Sinds we Bilbao zijn gepasseerd, bestaat de weg voor ruim 90 procent uit asfalt. Meestal zijn het binnenweggetjes, maar af en toe lopen we ook langs de bredere wegen. De momenten dat we niet op asfalt lopen zijn daardoor des te mooier.

Wegwijzer langs autoweg
Wegwijzer langs autoweg

In Castro Urdiales slapen we in een albergue aan het Plaza del Torro. Het plein der stieren. Geen rare naam voor een plein waar een stierenvechtersarena op staat. We hebben ‘s middags gekeken of we naar binnen konden, maar alle deuren zitten dan stijf op slot. Als we na even een rondje strand later op de dag weer terugkomen, zien we dat er een deur op een kiertje staat. We besluiten net te doen of we gek zijn en stappen naar binnen. De arena is al een tijd niet meer in gebruik en met de tijd heeft ook het verval toegeslagen. We lopen een poosje rond, nemen wat kiekjes en laten het gebouw dan weer voor wat het is.

De Arena
De Arena

Na Castro Urdiales gaan we naar Noja. Ook dit is een stad aan de golf van Biskaje, met een mooi lang en breed strand. Voor we naar Noja kunnen, moeten we eerst in Santoña op de pont. Stel je daar niet teveel van voor. Er wordt een bootje het strand opgevaren, vanaf de boeg wordt een loopplank neergelaten en dan is het zaak dat zo snel mogelijk, zoveel mogelijk mensen aan boord komen. Hierna is het hopen dat het bootje los genoeg ligt om weer vlot te kunnen geraken.

Pont op strand
Pont op strand

Santoña ligt midden in het nationale natuurpark, de Victoria en Joyel moerassen. Er staat ook een héle grote gevangenis.. Heel mooi en flink lelijk dicht naast elkaar. Als we door Santoña en langs de gevangenis gelopen zijn, komen aan bij een rotspunt die een kleine honderd meter hoog is en tot in de zee loopt. De route loopt naar het uiterste puntje en daar aangekomen hebben we een uitzonderlijk mooi uitzicht.

Schoenen
Schoenen

Voor je de het blauwe niks van de golf van Biskaje, links het strand en de moerassen bij Santoña en rechts het strand en Noja. Voor we bij Noja aankwamen ging de route eerst nog een kilometer of wat over strand, wat bepaald geen straf was.

Dagje aan het strand
Dagje aan het strand

Ook in het stuk tussen Noja en Santander zit een mooi stuk zonder asfalt, hoog over de kliffen. Af en toe liep ik eens naar het randje om eens naar beneden te gluren. Ik heb geen hoogtevrees, maar ben toch even op de knietjes naar het randje gekropen. Een volle rugzak maakt je wat instabieler en dempt een val maar licht.

Santander is een grote stad als alle. Vind ik. Druk, vies en niet veel aan. We hebben de afgelopen dagen regelmatig met een groepje, meest jonge mensen opgetrokken, waarvan in Santander een aantal stopt met lopen. De vakantie is voorbij, of ze hebben nog een andere reisbestemming. Een amerikaanse jongen heeft gehoord dat ergens in de stad een restaurant is waar het beste seafood, voedsel uit de zee, wordt geserveerd en daar gaan we naartoe.

We lopen de halve stad door en belanden bij een verzamelgebouw vol restaurantjes. Eén heeft ook een engels menu en mag zich dus verblijden in ons gezelschap. Bijna alle restaurants hanteren het Menu del dias principe. Drie gangen met beperkte keuze, inclusief een fles wijn voor een prijs van tussen de tien en dertien euro. Bij de eerste gang staat paella, wat ik nog nooit gegeten heb, dus dat doe ik. De paella is gewoon lekker. Ook al zitten er schelpen en inktvissen in verwerkt.

Paellapan
Paellapan

De twee dagen erna zijn we via Santillada del Mar naar El Tejo gelopen. Honderd procent asfalt en geen glimpje van de zee gezien. Het land net achter de zee bestaat uit kleine puntige heuvels, die bezaaid zijn met witte huisjes en boerderijtjes, met oranje daken. Ik heb het gevoel dat het hier niet het welvarendste gedeelte van Spanje is. De huisjes zijn klein en de boerderijtjes ook. Het oogt allemaal wat vervallen en niet te best onderhouden. Na een paar drukkende dagen belandden we gisteren in Colombres.

Surfers
Surfers

Vandaag was het echt gloeiend heet. Vanaf het moment dat de zon opkwam, was het bijna niet meer te harden. In tegenstelling tot de afgelopen dagen gingen we vandaag eindelijk weer eens fatsoenlijk de mooie kronkelpaadjes op. Het landschap wijzigt ook iets, in het achterland maken de heuvels plaats voor massieve bergpartijen. Alles wordt wat aangenamer om naar te kijken. Vandaag hadden we willen overnachten in een albergue, maar toen we aankwamen bleek die vol te zijn. Balen, maar af en toe gebeurd dat nu eenmaal. We zijn nog een kilometer of wat verder gelopen en hebben alsnog onderdak.

Koe voor achtergrond
Koe voor achtergrond

Evert is eens flink aan het rekenen geweest en morgen passeren we de vierhonderd kilometer lijn. Inderdaad, we zijn aan het aftellen !

...en voor de meisjes een bloemetje !
…en voor de meisjes een bloemetje !

Chiao, Bilbao

Chiao, Bilbao

In Gernika hebben we nog een erg gezellige avond met Aleks en Jean-Paul. Aleks komt uit Oostenrijk en Jean-Paul uit België. Beiden zijn gezellig gestoord en ondanks het leeftijdsverschil, Aleks is begin 20 en Jean-Paul eind zestig, kunnen ze uitstekend met elkaar opschieten. De dag na onze gezellige avond vertrekken ze nog eerder dan wij, wat best vroeg is. Zo rond tien uur tref ik ze weer, als ze op een terrasje wat drinken. Als ik kom aangelopen zie ik tot mijn verbazing dat ze allebei alweer een leeg bierglas voor zich hebben staan.

Wij drinken sowieso geen alcohol als we nog een aantal kilometers moeten lopen.Ik schuif bij ze aan en bestel een cafe americano. Als je gewoon koffie besteld krijg je koffie met melk en een echte kerel drinkt dat niet. De twee vrienden bestellen hierna ook nog een biertje en met drie grote glazen achter de knopen beginnen ze aan de laatste achttien kilometer van hun etappe.

vlnr Chang, Jean-Paul, Klaas, Aleks, Evert
vlnr Chang, Jean-Paul, Klaas, Aleks, Evert

We hebben maandag een korte etappe gelopen van ongeveer 20 kilometer. Het is ons plan om Bilbao in één dag af te ronden. Dan is het handig als je de dag voor je een grote stad wilt doorkruisen niet te ver bij zo’n stad verwijderd bent. We stoppen een kilometer of twaalf voor Bilbao in het plaatsje Lezama, waar een albergue is. We zijn al voor twaalf uur op lokatie, maar kunnen pas om drie uur naar binnen en het aantal plaatsen is beperkt. Als het drie uur is staat een lange rij voor het hek te wachten.

Rij
Rij

De hospitaliere is erg strikt en net als op de kleuterschool, mogen we twee aan twee naar binnen. We zien deze dag een aantal bekenden van de vorige overnachting. Nadat iemand een flesje wijn tevoorschijn tovert, verzamelt zich langzamerhand een kringetje mensen rondom een tafeltje buiten. Het is weer een erg internationaal gezelschap met mensen uit Litouwen, Amerika, Hongarije, Slovenië, Spanje, Australië en Mexico. Er zitten goede verhalenvertellers tussen en we zitten regelmatig te bulderen van de lach. De striktheid van de hospitaliëre kent geen echter grenzen en om stipt tien uur moeten we binnen zijn, want dan gaat de deur op slot en het licht uit.

Het zijn niet altijd mooie paadjes waar we over lopen..
Het zijn niet altijd mooie paadjes waar we over lopen..

De oordopjes doen ook deze nacht weer prima hun werk, want als ik midden in de nacht wakker schrik ergens van en even mijn oordopjes uit doe, is het een gezucht en gezaag van jewelste in de zaal. ‘s Ochtends wordt ik weer een keer wakker en zie de litouwse jongen voorzichtig zijn bed uit gaan, om te gaan lopen. We besluiten daarop ook te gaan. De vorige dag hebben we boodschappen gedaan voor het ontbijt en met deze spullen en onze rugzak op de schouder, sluipen we sneaky naar buiten.

Aan een tuintafeltje eten we onze stokbrood met jam en spoelen dit weg met jus de orange. Vandaag moet Bilbao er aan geloven. We hebben geen trek in een overnachting in deze grote stad en de moderne kunst van het Guggenheim museum begrijpen we niet, dus we willen deze hobbel zo snel mogelijk genomen hebben. Het wordt een redelijk pittige route met behoorlijk wat klimmetjes en veel harde ondergrond. Rond half drie komen we aan in Portugalete, een stukje achter Bilbao. We zoeken het tourisme infocenter op en de aardige dame helpt ons voortreffelijk.

Portagulete - Schipper mag ik overvliegen..
Portagulete – Schipper mag ik overvliegen..

Er is geen albergue, dus we moeten ons heil zoeken in een hostel of pension. We besluiten pension Santa Maria te kiezen, dichtbij de haven. Een erg goedkoop ding. We betalen, checken in en worden naar de kamer gebracht, die een beetje  tegenvalt. Het is één ranzige zooi. Niks is schoon, de inrichting is troep en alles is oud en afgeleefd. Gelukkig is het maar voor één nacht, dus dat zullen we ook wel weer overleven.

Nadat we ons gesetteld hebben gaan we de stad in. We zoeken een restaurantje waar we goedkoop kunnen eten, maar kunnen niets vinden, tot Evert op een terrastafel een McDonalds tas ziet staan. Als er dan niets is, moeten we dat maar proberen. Hij vraagt aan de mensen aan de tafel of ze engels spreken. “No” Dan wijst hij naar de tas en vraagt “McDonalds” ? De man aan de tafel staat op begint spaans tegen ons te ratelen. We begrijpen er geen hout van, maar ik vang ergens het woord “diner” op en knik hard met mijn hoofd: “Si, diner !”  Hij kijkt ons aan, wenkt dat we mee moeten komen en sleurt ons, ondertussen spaans door ratelend, een paar straten door naar een goed en goedkoop restaurantje. Het zit boordevol etende mensen, dus dan moet het wel goed zijn. We bedanken hem uitgebreid: “Muchos gracias !”

De kust
De kust

De Spanjaarden of Basken, zijn vriendelijk. Ook tijdens het lopen, als we even stil staan om uit te zoeken welke richting we op moeten, gebeurd het regelmatig dat ergens iemand roept of fluit en dan met een breed armgebaar de juiste richting op wijst. Als Evert vandaag aan een dame vraagt of in het dorp koffie te koop is, geeft ze aan dat dat niet het geval is. Hierop zet ze snel een het koffiezetapparaat aan en krijgen we een bakkie van haar. De enige drempel is toch ook hier de taalbarrière.

Wat verder handig is in Spanje, men heeft op de meest vreemde plaatsen openbare kraantjes staan, waaruit je schoon drinkwater kunt tappen. Ideaal voor de dorstige wandelaar. Eten doen ze hier laat. Na acht uur. Heb je tot die tijd trek, dan kun je bij de meeste cafe’s pincho’s kopen. Dat zijn hartige hapjes of belegde broodjes die op de bar staan. Ze zijn meestal erg lekker en kosten geen drol.

Met de kraan open.
Met de kraan open.

In Spanje werd gisteren “San Juan” gevierd wat uitbundig gebeurd, met vreugdevuren, vuurwerk en veel alcohol. Toen we vanmorgen vertrokken liepen nog steeds groepjes dronken en lallende mensen over straat.Vandaag hebben we veel asfalt en veel zonneschijn voor de kiezen gehad. De route was redelijk en ging voor een groot deel langs de kust, wat altijd mooi is. We eindigen in de stad Castro Urdiales.

Castro Urdiales
Castro Urdiales

 

Viva España, 2000 km.

Viva España…. 2000 km !

Als we onze laatste etappe in Frankrijk lopen, hopen we de hele tijd een glimp van de zee te gaan zien. We moeten wachten tot we bijna in Irun zijn voor we voor het eerst het koele blauwe water zien. Irùn en Hendaye zijn twee steden die naast elkaar liggen, allebei met de voeten in de zee. Hendaye is frans, Irùn is spaans. Beide steden zijn aan elkaar verbonden door de brug, Puente de Santiago, die over de rivier Ridasoa ligt. Het is bijna half elf als we de grens met Spanje oversteken en daarmee kunnen we een dikke streep onder ons franse avontuur zetten.

Spanje
Spanje

In Irùn overnachten we in een pelgrimsherberg, die pas vanaf vier uur open is. We moeten ons dus tot die tijd zien te vermaken in de stad, wat geen moeilijke opgave is. De zon schijnt, er zijn pleintjes, straten met brede trottoirs en veel winkels.

We zetten ons neer op een bankje waarvan we een mooi uitzicht hebben over een plein. We zien een geldtransportwagen rolletjes munten uitladen op een steekwagentje, geflankeerd door twee gewapende mannen. De klungeligheid die er vanuit straalt is lachwekkend. Zo staan de heren geruime tijd met een karretje vol geld voor een voetgangers stoplicht wat maar niet op groen wil springen. Even later zien we één van de mannen nog een pakketje muntjes nar dezelfde winkel lopen waar ze net hun waardevolle lading hebben afgeleverd. Het lijkt er op dat ze niet goed hebben geteld en nog wat rolletjes vergeten zijn.

Geldtransport
Geldtransport

Irún is een startpunt voor de Camino del Norte en we zien verschillende wandelaars aan ons voorbij trekken. De meesten met nieuwe schoenen onder een nieuwe rugzak. Tot mijn verassing komt daar ook de belgische jongen voorbij lopen, met wie ik alleen via elektronische weg gesproken heb. Hij heeft mij, en hopelijk ik hem, geholpen met wat dingetjes ter voorbereiding op onze trip. De ontmoeting is hartelijk en we staan zo een klein half uurtje op een vol trottoir met elkaar te praten.

We zijn die avond niet de enigen die verblijven in de herberg. We delen het gebouw samen met nog een paar dozijn andere wandelaars. We slapen met zes mannen op een kamer zonder deur, in drie ijzeren stapelbedden. Wijzer geworden van onze ervaring in Saint-Jean-Pied-De-Port, hebben we een paar oordopjes aangeschaft. Van die dingen die je eerst in moet knijpen, dan in je oor moet duwen, waarna ze zich tergend traag weer uitzetten, tot je alleen nog hoort wat er zich in je hoofd afspeelt. Het werkt bijzonder goed en ik slaap die nacht als Sneeuwwitje.

Na een ontbijt van getoaste stokbroodschijfjes met jam, de standaard voor wat betreft ontbijt van de afgelopen weken, zetten we onze eerste onzekere pasjes op de Camino de Norte. Het is mooi vandaag. Veel onverharde paden, waar de regen het zand tussen vuistgrote keien heeft weggespoeld. Het is niet altijd even gemakkelijk, maar wat een opluchting na al dat asfalt van de afgelopen weken. Het pad tussen Irùn en San Sebastian voert eerst over redelijk brede wagensporen die de hellingen beklimmen en zich om de toppen heen bewegen.

Als we het dorp San Juan….. hebben bereikt nemen we, nadat we een kopje koffie hebben gedronken bij een sigaren rokende bardame, het pontje naar de andere kant van de haven. Een handige veerman manoeuvreert  zijn scheepje moeiteloos van de ene steiger naar de andere. Hij zal veel mensen moeten overvaren om rendabel te kunnen worden met de zeventig cent die een overtocht per persoon kost. Na de haven veranderd het pad in een trap van veel treden die ons naar een mooi uitzicht voert.

Kust huis
Kust huis

Een paar kilometer lang lopen we hoog boven de zee en verschijnt het ene na de andere vakantie ansichtkaart aan ons gezichtsveld, tot we ineens San Sebastian voor ons zien liggen. We zien eerst een mooie boulevard met een breed strand. San Sebastian ligt aan een baai, aan de Golf van Biskaje. We lopen vanuit de heuvels en kijken zo van boven op de stad. Om bij de jeugdherberg te geraken waar we willen overnachten, moeten we helemaal naar het andere einde van de stad lopen, wat zeker geen straf is.

De stad heeft twee lange stranden beide geflankeerd door een boulevard. We moeten beiden helemaal aflopen om bij de jeugdherberg te komen. De zon schijnt, het is lekker warm, dus dit is als een toefje slagroom op een toch al mooie dag.

San Sebastian
San Sebastian

In de jeugdherberg worden we weer in een mannenkamer gestopt. Drie spanjaarden, een duitse jongen en een steunende en kreunende fransman delen de ruimte met ons. We liggen net even in onze stapelbedden als drie spaanse wielrenners de kamer binnenkomen. Het zijn drie vrienden die langs de kust van Spanje fietsen. Het praten met ze gaat een beetje gebrekkig, maar ze vertellen dat ze uit Barcelona komen. “Ah, no Madrid ?” Vraag ik. “Madrid ???” Zegt de oudste van het stel. Hij moppert hardop in het Spaans, gaat krom staan en maakt met een vinger een opwaartse beweging richting zijn achterste. “Madrid, pfff” Ik versta geen woord van wat hij zegt, maar weet toch prima wat hij bedoeld.

San Sebastian is een redelijk grote stad, waar het merendeel van de bewoners in flats en appartementencomplexen van verschillende etages hoog wonen. Het is dus niet verwonderlijk dat ze het vertier buiten op straat zoeken, zeker niet als het lekker warm is. Als we om een uur of zeven de stad intrekken, komen we, ver van het strand, terecht in een straat waar allerhande winkels en barretjes staan. Het is er er een drukte van belang en erg gezellig. Veel mensen zijn klaar met werken en zoeken elkaar op straat op. Je ziet dat de meesten elkaar kennen en met z’n allen staan ze bij de barretjes wat te praten en te drinken.

Ochtendrood
Ochtendrood

Het leek ons een goed idee om gistermorgen in de regen de starten. Dat hebben we dan dus ook gedaan. Zolang we lopen, miezert het de hele tijd door. De zee is grijs en de lucht net zo. Je weet, dat wanneer je in de verte kijkt, ergens een horizon moet zijn, een scheiding tussen water en hemel. Vanmorgen is die lijn niet te vinden en lijken zee en lucht samengespannen te hebben om de dag zo grijs mogelijk te laten beginnen.

Aan het strand.
Aan het strand.

Toch is het een mooie tocht. Het merendeel van de tijd lopen we vlak langs de zee. Zien hoe water van de Golf van Biskaje zich kapotslaat op de grote rotsblokken verveeld niet snel. Wat hoger in de heuvels hebben we regelmatig mooie doorkijkjes naar het water, waar we af en toe boten langs zien varen. We willen eigenlijk overnachten in de plaats Zarautz, maar daar zijn we al voor we het goed en wel doorhebben. We besluiten nog even door te lopen naar Zumaia, waar een auberge is. Het gebouw ziet er aan de buitenkant bijna een beetje vervallen uit, maar van binnen is het mooi.

Albergue Zumaia
Albergue Zumaia

Het gebouw is vierkant en het heeft een brede gang met een planken vloer die dreunt als je er overheen loopt. Aan weerszijden van de gang zijn kleine kamers gemaakt, met eenvoudige inrichting. Onze kamer heeft twee beden, een kledingkast, een knielbankje en een tafel met een opklapstoel. In de loop van de middag druppelen verschillende wandelaars binnen, van allerhande pluimage en nationaliteiten.

Gisteren zijn we de 2000 kilometergrens gepasseerd. We zijn van Zumaia naar Markina gelopen, een tocht van ruim dertig kilometer. Het pad gaat alle kanten op en is geen enkel moment vlak.

Uitzicht
Uitzicht

Markina heeft een albergue waar we overnachten. Het gebouw waar we in terecht komen is oud, maar mooi. We lopen door een poort naar binnen en moeten, voor we ons kunnen laten registreren, onze schoenen uit doen. Het gebouw heeft een binnenplaats, waar we onder andere de was laten drogen. Het is een vierkante ruimte, omsloten door hoge muren, waar de zon vrij spel heeft. Iemand zit er met zijn ogen dicht op een stoel en luistert naar klassieke muziek. De stem van de operazanger wordt weerkaatst door het omringende baksteen. Ook deze gelegenheid heeft grote zalen vol stapelbedden waar mannen en vrouwen gewoon door elkaar heen slapen. Ik heb gelukkig mijn oordopjes nog die ook deze dag goed van pas komen.

Vandaag hebben we als einddoel de plaats Gernika in de planning staan. Het is een beetje spannend of we onderdak gaan krijgen want in de albergue van Markina heeft men ‘s ochtends vellen papier op de de deuren gehangen waarop staat dat de albergue van Gernika gesloten is. Men adviseert naar een plaats voor Gernika te gaan, waar de albergue wel geopend is. Dat zou betekenen dat we vandaag maar zeventien kilometer lopen, wat we een beetje te kort vinden.

Tijdens het lopen spreken we een  jonge Oostenrijker van Bosnische afkomst die samen met een belg loopt. Ze hebben elkaar onderweg ontmoet en lopen al een paar weken samen op. Zij gaan gewoon door naar Gernika en zien wel waar het schip strand. Wij hadden zelf ook al zo,n beetje hetzelfde plan en besluiten nu ook door te lopen.

Mooi bruggetje
Mooi bruggetje

Gernika is een redelijk grote plaats en bekend geworden doordat het in de jaren dertig van de vorige eeuw eeuw is gebombardeerd door de duitsers, waarna Pablo Picasso het beroemde, gelijknamige schilderij met maakte. De albergue is inderdaad gesloten en het hostel wat we als uitwijkmogelijkheid hadden ook. Gelukkig is het Tourismo Officie geopend en vinden we toch nog een kamer voor een prikkie. Ondertussen heeft zich ook nog een amerikaan bij de groep gesloten en met z, n vijfen trekken we door de stad naar onze kamers, om daarna samen wat te gaan eten.

 

 

Bijna in Spanje

Bijna Spanje

In de gîte in Bidarray druppelen in de loop van de middag nog een aantal mensen binnen, totdat we er uiteindelijk met zeven mensen verblijven. Twee Nederlanders en de rest allemaal Fransen. De Fransen lopen de GR10, wat een wandelroute is die van de Atlantische oceaan, dwars door de Pyreneeën, naar de Middellandse zee loopt. Ze lopen van west naar oost, waar wij net de andere kant op lopen. Omdat de mensen ons bij wijze van spreken in tegen lopen, is de kans bijzonder klein dat we ze ooit weer zien. Dit gaat niet op voor een oudere fransman, Henry, die dezelfde route als ons loopt.

In de gîte hangen waarschuwingen dat stukken van de GR10 zijn weggeslagen door modderstromen en dat sommige stukken gevaarlijk zijn geworden. Wij lopen gelukkig maar gedeeltes van deze route. ‘s Avonds eten we in het plaatselijke restaurantje nog samen een pelgrimsmenu. Dat is meestal een eenvoudige maaltijd tegen een schappelijke prijs. Ondanks het verschil in talen, is het toch een gezellige bedoening.

Nou, stoer hoor..
Nou, stoer hoor..

De volgende dag vertrekken we naar Espelette. We hebben vandaag één redelijk klimmetje voor de kiezen. Ergens halverwege de tocht staat een restaurant langs de weg. We drinken er een bakkie koffie en gaan dan weer na elkaar op weg. Bijna meteen na het restaurant begint een serieuze klim.

Mijn geliefde stok, die ik vergat mee te nemen in Espelette....
Mijn geliefde stok, die ik vergat mee te nemen in Espelette….

Eerst gaat het onverharde pad, wat bestaat uit vuistgrote keien, in een paar  haarspeldbochten de helling op. Na een paar bochten wordt het pad recht en gaat het redelijk geleidelijk omhoog, tot we bijna aan het hoogste punt van de bult zijn. Evert heeft een pad gevonden naar het hoogste punt en is daar op gelopen. Ik kom een kwartier later ook langs en volg hem. Boven gekomen hebben we een fantastisch uitzicht. Er liggen een paar rotsblokken en wanneer we daar op staan, hebben we 360 graden rondom ons heen. We kunnen de dorpen zien, er slingert beneden een rivier door het dal en in het westen zien we voor het eerst de Golf van Biskaje.

Uitzicht
Uitzicht

Na even wat gerust te hebben ga ik weer op pad. De bult weer af. Na een poosje sta ik voor de zoveelste keer weer midden tussen de schapen. De boeren hier houden veel schapen, die nogal eens over de weg naar een ander stuk land gedreven worden. Het opjagen gebeurd niet door een boer met een pijpje in zijn mondhoek en een hond, maar vaker door een gezette vrouw die vanachter het stuur van een auto de schapen tot actie maant.

Kudde
Kudde

Langs de weg staan opvallend veel kersenbomen, op de meest vreemde plekken. Natuurlijk gewoon bij mensen naast het huis, maar ook midden in een weiland, of langs de weg. De kersen zijn rijp en ik heb er al meerderen kennis laten maken met mijn slokdarm. Het plukken valt zowaar nog niet mee doordat de onderste tweeëneenhalve meter van de bomen al eerder leeg geplukt zijn door andere grijpgrage vingers. Maar met een beetje behendigheid met de stok, lukt het mij aardig af een toe eens een kersje te snoepen.

Dit zijn kersen
Dit zijn kersen

Espelette is een mooie plaats. Er vind voldoende activiteit plaats en er lopen nogal wat toeristen rond.

Tourisme in Baskenland
Tourisme in Baskenland

Ze zijn hier erg trots op hun “piment”, hun pepers die hier goed gedijen en die in bundels aan de gevels van souvenierswinkels gehangen zijn. Verder heb je hier veel verschillende kazen en wijnen en is men, terecht trots Bask te zijn.

Perpers
Perpers

Vandaag slapen we met vijf mensen op een zaal. Twee nederlanders, twee spanjaarden en een snurkende japanner. Daarnaast zijn er nog drie franse vrouwen die samen met een fransman op een andere kamer slapen. We hebben samen met de fransman, Henry, een pizza gegeten in het dorp en de arme man klaagde over het continue gemiep van twee van de dames, die een gedeelte van hun tocht waren meegereden met een vriendelijke automobilist.

Zonnig Zuid-Frankrijk
Zonnig Zuid-Frankrijk

Dinsdag zijn we in de stromende regen naar Ascain gelopen. Toen we vertrokken regende het zacht, maar hoe verder we lopen, worden de buien telkens harder met meer regen.

Brrr..
Brrr..

 

We komen als twee verzopen katten Ascain binnen gelopen en stappen meteen door naar het Tourisme Office. Die willen ons eerst naar een herberg voor pelgrims sturen, die ergens drie kilometer verderop ligt. Als we aangeven dat we eigenlijk wel genoeg door de regen gelopen hebben, vertelt de dame ons dat pal naast het Tourisme Office een gîte staat die iets duurder is, maar waar we ook wel terecht kunnen. Dat lijkt ons wel een goed idee en men belt meteen de eigenaar. Zo kan het gebeuren dat we een compleet gebouw, inclusief mooie, volledig ingerichte keuken, wasmachine, wasdroger en een heel nette slaapkamer tot onze beschikking krijgen, voor een prijs waar je geen chambre d’hote voor kunt regelen.

Het pad en dan met name het uitzicht tussen Espelette en Ascain is ongetwijfeld heel mooi, maar wij hebben er niet veel van gezien. De regen kwam soms horizontaal op je afgevlogen, vooral daar waar het pad de top van een bergkam bereikte, kon je soms bijna in de wind hangen. We hebben een paar keer een klein poosje geschuild in schuurtjes of onder een paar grote bomen, maar veel hielp het niet.

Schuilplaats
Schuilplaats

In onze overnachtingsplek in Ascain hebben we, toen we de schoenen uit hadden trokken, het water uit onze schoenen gegoten. Vanaf morgenmiddag zijn de berichten gelukkig beter. Voor ons is vanavond een beetje een speciale avond. Het is namelijk de laatste keer dat we tijdens onze trip in Frankrijk sklapen. Zonder al te veel tegenslagen en narigheid zijn we morgenavond in Spanje !!

Koebel ? Paardenbel !
Koebel ? Paardenbel !