Camino Primitivo
In Oviedo slapen we in de seminarie. Ik weet niet precies wat het is, maar het lijkt oud en katholiek. De slaapkamers, keuken, douches en wc’s zijn allemaal gesitueerd aan een lange gang. Achter elk van de vele witgeschilderde deuren zit een nieuw, keurig, maar sober vertrek. Achter de ene, vijf nette deuren, met erachter vijf even nette toiletten. Achter een ander een aantal keurige stapelbedden. Achter een derde deur schone, goede douches. Men heeft het gebouw sober en zo functioneel mogelijk ingericht. De enige opsmuk die aangebracht is zijn een aantal religieus geïnspireerde prenten, met opwekkende teksen eronder. Ten minste, dat denken we. Het is in het Spaans en Spaans kunnen we wèl lezen, maar begrijpen zeker niet.
Oviedo wordt gezien als het startpunt van de Camino Primitivo. We verbazen ons erover hoeveel mensen, met name uit Spanje, we hier tegenkomen en die dus allemaal deze Camino gaan lopen. Later horen we dat begin juli de vakanties in Spanje beginnen, wat dus blijkbaar nogal van invloed is op het aantal spaanse wandelaars.
Als ‘s ochtends de wekker gaat en we op onze tenen de slaapzaal afsluipen om in de keuken een ontbijt te maken, blijken we niet de enigen meer te zijn die graag vroeg starten. Op de Camino del Norte waren we altijd de enigen die om half zes opstonden. Nu staan er in de gang her en der groepjes mensen, zwijgzaam hun rugzakken te fatsoeneren om daarna stilletjes via de buitendeur het donker in te glippen.
We eten zoals we dat altijd doen, eerst ons ontbijt. Dat hebben we de dag ervoor in de supermarkt gekocht. Net als thuis zijn we hierin ook in Spanje, gewoontedieren. Stokbrood, jam of kaas, jus d’ orange en twee bekertjes yoghurt moeten ons genoeg energie geven om de eerste aantal kilometers te overbruggen. Mochten we onderweg nog trek krijgen, dan hebben we sowieso nog twee bananen in onze rugzak.
We beginnen onze voettocht op de Primitivo in de regen. Het miezert weer eens. Niet hard, maar hard genoeg om de poncho aan te moeten doen. Voor we Oviedo uit zijn, zijn we een uurtje verder. De stad is toch nog redelijk groot. De paden beloven meteen veel goeds. Als ze al niet smal en onverhard zijn, zijn ze breed en onverhard, wat bijna net zo goed is. Veel van het pad gaat door bebost gebied en de vlakke stukken waren op, want die hebben we namelijk niet veel gezien. Wij zijn er wel content mee en in de loop van de middag komen we aan in San Juan de Villapañada.
De albergue ligt tegen de helling van de heuvel aan en vanaf het terras kijk je volledig over het eronder gelegen dal. Er is in het gehucht helemaal niets, dus al helemaal geen restaurantje. Dit euvel staat gelukkig genoteerd in ons routeboekje en in de plaats vóór San Juan de Villapañada halen we boodschappen voor een zelf te koken maaltijd. Het wordt iets wat gemakkelijk in elkaar te draaien is en je buik geruime tijd vult: pasta. Als we de supermarkt een paar kilometer achter ons hebben liggen komen we er achter dat we vergeten zijn vlees te kopen voor door de pasta. We zijn te lui om terug te lopen en zullen het met een vegetarische maaltijd moeten doen.
In de albergue zitten voornamelijk spanjolen, maar ook een frans meisje, een amerikaanse jongen die net als wij amper spaans spreekt en een sloveense man. Verder komen in de namiddag nog twee nederlandse fietsers aan bij de albergue, die ook blijven overnachten. Het zijn een echtpaar uit de buurt van Leiden, Arjan en zijn vrouw, wiens naam me ontschoten is. Ze hebben geen eten bij zich en helpen ons met het leegmaken van de pastapan. De koelkast van de albergue is gedeeltelijk gevuld met koele blikjes pils, die je voor een euro kopen kunt. Iedereen waagt zich er aan en het wordt zo best gezellig.
Vanmorgen herhaalt zich het ritueel van gisteren. De spanjolen vertrekken vroeg en wij eten eerst uitgebreid ontbijt. Als één van de laatsten vertrekken we. Bijna iedereen is in Oviedo gestart een loopt dus vandaag de tweede dag van hun camino. Erg snel zijn ze nog niet. Binnen een uur hebben we iedereen ingehaald en lopen we weer lekker alleen.
Het doel voor vandaag is Salas. Een klein stadje, wat vandaag blakert in de zon. Het is hier weer warm. Het is zó warm dat zelfs onze spaanse mede-wandelaars zeggen dat het warm is. En dan weet je het wel. Vanmiddag gaat een groepje spanjaarden lunchen en vraagt of we meegaan. We voelen een kleine knor in de buik en besluiten eens te zien hoe die op spaanse wijze tot stilzwijgen gebracht gaat worden. In een restaurantje worden we naar een tafeltje gedirigeerd waar we gaan zitten. Er is geen menukaart aanwezig, je moet gewoon eten wat de pot schaft. En de pot schaft behoorlijk veel.
De eerste gang bestaat uit een vissoep. De soep is rood, tot je roert, dan wordt hij geel. Heel interessant. De tweede gang bestaat uit aardappelen met erwten en chorizo (spaanse worst). Dan komt de derde gang: aardappelen met varkensribbetjes. De vierde gang: Spaghetti. Natuurlijk ook nog de vijfde gang: een soort van aardappelsalade. Als je niet genoeg had gegeten, kon je hierna gebakken vis met patat krijgen. Sommigen doen dat. Geen maaltijd zonder dessert, dus dat komt er ook nog bij en om alles weg te spoelen kun je kiezen voor koffie.
Nadat iedereen volledig afgeladen vol op zijn of haar stoel hangt, moet er nog worden afgerekend. Daar schrikken we toch nog even van. In positieve zin, dat dan wel weer. Voor alles wat hierboven opgelepeld staat, moeten we per persoon op de cent af, tien euro betalen. We begrijpen nu daarbij ook waarom men hier siësta houdt.